Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Enkelvoudige/samengestelde rente en kredietkosten
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Cees zet € 950 op een spaardeposito. Hij krijgt 0,3% rente. Bereken de rente die Cees na een jaar ontvangt.
Slide 3 - Question ouverte
Bente heeft € 2.750 op een spaardeposito staan. Ze krijgt 0,5% rente. Bereken hoeveel rente ze na 7 maanden heeft opgebouwd
Slide 4 - Question ouverte
Je hebt een spaardeposito waar € 1.400 op staat. De rente is 0,7% per jaar. Bereken de totale rente die je in drie jaar krijgt
Slide 5 - Question ouverte
Dico heeft € 4.800 op zijn spaardeposito staan. Na een jaar krijgt hij € 19,20 aan rente. Bereken het rentepercentage op dit spaardeposito
Slide 6 - Question ouverte
Jantine heeft € 3.250 op een spaardeposito. Ze krijgt 0,9% rente. Bereken de rente die Jantine na een jaar ontvangt.
Slide 7 - Question ouverte
Edin heeft € 5.500 op een spaardeposito staan. Hij krijgt 0,8% rente. Bereken hoeveel rente hij na 11 maanden heeft opgebouwd.
Slide 8 - Question ouverte
Aram heeft € 9.500 op een spaardeposito staan. De rente is 0,3% per jaar. Bereken de totale rente Aram in vijf jaar krijgt
Slide 9 - Question ouverte
Nadine heeft € 2.150 op een spaardeposito staan. Na een jaar krijgt ze € 12,90 aan rente. Bereken het rentepercentage op dit spaardeposito
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Noah heeft € 1.720 op haar spaarrekening staan. De rente is 0,5%. Bereken hoeveel rente ze na drie jaar ontvangt. Ga uit van samengestelde rente.
Slide 12 - Question ouverte
Dirk zet € 12.250 op een spaarrekening bij de Rabobank. De rente is 0,2%. Ga uit van rente-op-rente. A. 1 Bereken zijn spaarbedrag na twee jaar.
Slide 13 - Question ouverte
Je spaarbedrag is € 8.000. Op een gewone spaarrekening ontvang je 0,7% rente per jaar. De rente wordt dan ieder jaar op de spaarrekening bijgeschreven. Je kunt ook een spaardeposito van drie jaar nemen tegen 0,7% rente per jaar. Dan krijg je de rente na afloop van elk jaar uitgekeerd. A. 1 Bereken voor het spaardeposito hoeveel rente je na drie jaar ontvangt
Slide 14 - Question ouverte
Dusan heeft € 5.240 op zijn spaarrekening staan. De rente is 0,6%. Bereken hoeveel rente hij na twee jaar ontvangt. Ga uit van samengestelde rente.
Slide 15 - Question ouverte
Annet heeft € 820 op een spaarrekening bij de ASN bank. De rente is 0,9%. Ga uit van samengestelde rente. A. 1 Bereken haar totale spaartegoed na drie jaar.
Slide 16 - Question ouverte
Op een spaardeposito heb je een spaarbedrag van € 6.750 staan. Je had ook een gewone spaarrekening kunnen nemen. In beide gevallen is de rente 0,3% per jaar. A. 1 Bereken voor het spaardeposito hoeveel rente je na drie jaar ontvangt.
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
Karin leent € 5.000. Ze betaalt 48 maanden lang € 122 per maand. A. 1 Bereken hoeveel Karin in totaal terugbetaalt.
Slide 19 - Question ouverte
Noteer deze en vul hem in op de volgende pagina.
Slide 20 - Diapositive
Je leent € 7.000 met een looptijd van twee jaar. A. 1 Bereken de kredietkosten.
Slide 21 - Question ouverte
Lucas koopt een tv van € 1.499 op afbetaling. Hij leent het hele bedrag. De lening betaalt hij in 72 maanden terug. De totale kredietkosten zijn € 913. Bereken hoe hoog het termijnbedrag is dat hij elke maand betaalt.
Slide 22 - Question ouverte
Mevrouw Bijlstra koopt bij Wehkamp een bed van € 906 op afbetaling. Ze betaalt 24 maanden lang € 42 per maand. A. 1 Bereken de kredietkosten voor deze koop op afbetaling.
Slide 23 - Question ouverte
Mensur sluit een doorlopend krediet af met een kredietlimiet van € 10.000. Het maandbedrag is 2,5% van de kredietlimiet. De looptijd is 54 maanden. A. 1 Bereken het maandbedrag dat Mensur moet betalen. NOTEER DIT BEDRAG.
Slide 24 - Question ouverte
Mensur sluit een doorlopend krediet af met een kredietlimiet van € 10.000. Het maandbedrag is 2,5% van de kredietlimiet. De looptijd is 54 maanden. A. 1 Bereken de totale kredietkosten als Mensur het maximale kredietbedrag leent. Maandbedrag was €250,-
Slide 25 - Question ouverte
Abdul leent € 9.000 en betaalt 60 maanden lang € 191 per maand. A. 1 Bereken hoeveel Abdul in totaal terugbetaalt.
Slide 26 - Question ouverte
Abdul leent € 9.000 en betaalt 60 maanden lang € 191 per maand. A. 1 Bereken de kredietkosten die Abdui betaalt. Totale terugbetaling is € 11.460,-
Slide 27 - Question ouverte
Contante waarde
Voor de berekening van de contante waarde bij samengestelde interest (rente) kan je de onderstaande formule gebruiken.
CW(n) = contante waarde na een aantal perioden n
K = eindkapitaal
i = interestperunage (interestpercentage/100)
n= aantal perioden
Slide 28 - Diapositive
CONTANTE WAARDE BEREKENEN (zie de uitleg op bladzijde 102 voorbeeld 3.4) Opdracht 1: Je wilt ontvangen € 10.000 over 5 jaar met 2,5%
Slide 29 - Question ouverte
CONTANTE WAARDE BEREKENEN Opdracht 2. Je wilt ontvangen € 12.500 over 10 jaar met 2,5%
Slide 30 - Question ouverte
CONTANTE WAARDE BEREKENEN Opdracht 3. Je wilt ontvangen € 15.000 over 18 jaar met 2,5%
Slide 31 - Question ouverte
Lineaire hypotheek
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€12.000
€8.280
€348.000
2
€348.000
€12.000
€8.004
€336.000
Slide 32 - Diapositive
1. Bereken de jaarlijkse aflossing: Het hypotheekbedrag is € 240.000 en de looptijd is 30 jaar (360 maanden of 30 jaar). De jaarlijkse aflossing is:
Slide 33 - Question ouverte
Het hypotheekbedrag is € 240.000 en de looptijd is 30 jaar (360 maanden of 30 jaar). Bereken de rente voor het eerste jaar uitgaande van 3%
Slide 34 - Question ouverte
Laten we de berekeningen uitvoeren voor een lineaire hypotheek van € 350.000 met een jaarlijkse rente van 4% en 30 jaar. Hierbij betalen we de rente jaarlijks en lossen we elk jaar een vast bedrag af. Bereken de jaarlijkse aflossing
Slide 35 - Question ouverte
Laten we de berekeningen uitvoeren voor een lineaire hypotheek van € 350.000 met een jaarlijkse rente van 4%. Hierbij betalen we de rente jaarlijks (30 jaar) en lossen we elk jaar een vast bedrag af. Bereken de rente voor het eerste jaar
Slide 36 - Question ouverte
Lineaire hypotheek
Hoe bereken je het rentebedrag per jaar?
Hoe bereken je de schuldrest na X jaar?
De rente over het eerste jaar is het rentepercentage x de restschuld aan het begin van het jaar.
In de tabel lees je in kolom A af dat de restschuld aan het begin van het eerste jaar € 100.000 is. Boven kolom C lees je af dat de rente 6% is.
De rente over het eerste jaar bereken je dan als volgt: 6% x € 100.000 = € 6.000
Wat is de schuldrest aan het begin van jaar 3?
Aan het begin van jaar 3 hebben er twee aflossingen plaatsgevonden, de aflossing aan het einde van jaar 1 en de aflossing aan het einde van jaar 2.
De schuldrest is dan de hoogte van de oorspronkelijke lening € 100.000 - 2 x € 10.000 = € 80.000
Slide 37 - Diapositive
Jacob heeft een annuiteiten hypotheek afgesloten voor €360.000 met een looptijd van 30 jaar tegen 2,3% rente. De jaarlijkste annuïteit bedraagt €16.744,58. Bereken de aflossing die Jacob in jaar 1 betaald.
Slide 38 - Question ouverte
Lineaire hypotheek
Lineaire hypotheek
=
Vast aflossing
+
rente over restschuld dat jaar
(Hierbij zijn over de gehele looptijd gezien, de totale kosten lager dan bij een annuïtenlening).
Slide 39 - Diapositive
Annuïteitenhypotheek
Vast bedrag per periode = Annuïteit
Annuïteit = aflossing + rente
Slide 40 - Diapositive
Hoe ga je een voldoende halen?
Slide 41 - Diapositive
Annet heeft € 820 op een spaarrekening bij de ASN bank. De rente is 0,9%. Ga uit van samengestelde rente. A. 1 Bereken haar totale spaartegoed na drie jaar.
Slide 42 - Question ouverte
Dus spaartegoed aan het einde van de drie jaar is € 842,34. Hoeveel zou Annet dan kunnen opnemen als de boete voor het opnemen 1% is over het spaartegoed inclusief rente.
Slide 43 - Question ouverte
Slide 44 - Diapositive
Slide 45 - Diapositive
SO FAR SO GOOD FOR HAVO maar voor VWO
Slide 46 - Diapositive
Slide 47 - Diapositive
Om € 15.000 over 18 jaar te ontvangen bij een rentepercentage van 2,5%, is de contante waarde € 9.617,49 bleek uit een vorige vraag (slide 31). Maar nu wordt er na 15 jaar € 2.500,- wordt opgenomen. Bereken welk bedrag in dit geval aan het begin van de 18 jaar er extra gestort had moeten worden om die € 15.000,- te halen.