Het linkerwoord heeft een meervoud op -en én -s: hoogtes en hoogten, dus: hoogtepunt.
Het linkerwoord heeft geen meervoud: tarwebloem, roggebrood.
Van het linkerwoord is er maar één: maneschijn, zonnebank.
Het linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord: rodekool, verrekijker; jokkebrok, lachebek.
Het linkerwoord versterkt het rechterwoord: beresterk, apetrots.
In veel ouderwetse samenstellingen: bakkebaard, nachtegaal, schattebout.