Budgetteren inleiding: stellingenspel

• GASV
• Buitengewoon secundair onderwijs

Budgetteren inleiding: stellingenspel

Ga jij akkoord met de volgende stellingen?

Ik ken op elk moment ongeveer de stand van mijn zichtrekening.

Ik ben geruster als ik spaarcentjes opzij heb staan die ik kan aanspreken in geval van onverwachte kosten.

Het gebeurt regelmatig dat mijn saldo ontoereikend is om geld af te halen of te betalen.

Voor een grote uitgave in de toekomst (een nieuwe smartphone, een vakantie,...) maak ik een spaarplan op waar ik me aan houd.

Ik vind het slim om de mogelijkheid te voorzien om onder 0 te gaan op mijn rekening.

Als ik geldproblemen zou hebben, zou ik beschaamd zijn en me zo weinig mogelijk laten zien bij mijn vrienden.

Iedere maand is mijn geld op.

Als ik geld krijg, denk ik meteen aan wat ik daarmee kan kopen.

Dure dingen koop ik pas als ik het geld bij elkaar heb gespaard.

Als ik geld te kort heb, ga ik werken of klusjes doen waar ik geld voor krijg.

Met een kredietkaart moet je voorzichtig omspringen.

Betalen met mijn smartphone doe ik niet, ik vertrouw het niet.

Ik heb al eens "contactloos" betaald met mijn debetkaart, dus zonder mijn pincode in te geven.

Ik heb zicht op wat de gevolgen kunnen zijn van kopen op krediet.

Als je moet lenen, kun je niet goed met geld omgaan.

Ik haat het om schulden te hebben bij iemand.

Ik leen regelmatig geld aan vrienden. Ik vertrouw er op dat ze me terugbetalen.

Ik ben geruster als ik spaarcentjes opzij heb staan die ik kan aanspreken in geval van onverwachte kosten.

Ik spaar elke maand een vast bedrag.

Geld heb je nooit genoeg.

Geld maakt niet gelukkig.

Ik wil mijn eigen geld verdienen en niet afhankelijk zijn van partner, ouders, ...

Ik verwacht later rijk te worden.

Geld interesseert mij niet veel.

Ook zonder geld kun je een heel leuke dag beleven.

Bij geldzaken krijg ik graag hulp van anderen en zoek ik ook gemakkelijk hulp.

Ik ben niet bezig met de toekomst en dus ook niet met hoeveel geld ik later zal nodig hebben.

Ik vind dat de overheid de mensen met geldproblemen moet helpen.

Ik heb mijn bankrekening bij dezelfde bank als mijn ouders.

Ik vind zwartwerk geen probleem.

Ik weet waarom ik later belastingen betaal.

Reclame heeft weinig invloed op mijn koopgedrag.

Ik ben in staat om in te schatten welke zaken ik echt nodig heb als ik ga winkelen.

Ik koop vaak iets dat ik vervolgens weer terug breng/stuur naar de winkel.

Als ik (online) aankopen doe, laat ik mij wel eens verleiden door promoties.

Als ik (online) aankopen doe, laat ik mij wel eens verleiden door de verpakking van het product.