Budgettaire keuzes

• Economische vorming
• Secundair onderwijs

Hoofdstuk 3

Budgettaire keuzes

Ik heb een zicht en/of spaarrekening.

1. Ja
2. Neen

Ik ken op elk moment ongeveer mijn rekeningstand.

1. Ja
2. Neen

Ik heb (in mijn hoofd) een perfect overzicht van alle inkomsten en uitgaven die ik in de toekomst heb.

1. Ja
2. Neen

Het is al gebeurd dat mijn saldo ontoereikend was om geld af te halen.

1. Ja
2. Neen

Ik maak voor grote uitgaven in de toekomst een spaarplan.

1. Ja
2. Neen

Ik vind dat het moet kunnen om onder nul te gaan op een rekening.

1. Ja
2. Neen

Ik beslis meteen wat ik ga kopen met geld dat ik ontvang.

1. Ja
2. Neen

Waar gaat het meeste geld naartoe dat je ontvangt?

1. thuis bewaren
2. zichtrekening
3. spaarrekening
4. termijnrekening

Wat doe je als je geld te weinig hebt voor een aankoop?

1. extra klusjes doen of werken
2. geld lenen (bv van ouders)
3. goedkoper alternatief zoeken
4. sparen tot je geld genoeg hebt

Ik vind het een probleem als iemand een lening aangaat om op reis te gaan.

1. Akkoord
2. Niet akkoord

Ik vind het een probleem als iemand een lening aangaat om een scooter te kopen.

1. Akkoord
2. Niet akkoord

Ik zou het niet aan vrienden durven vertellen als ik schulden niet meer kan afbetalen.

1. Akkoord
2. Niet akkoord

Als je moet lenen, kan je niet goed met geld omgaan.

1. Akkoord
2. Niet akkoord