Grammatica online les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Grammatica online les 1

Doel:

Je weet wat de kenmerken en de functie van een zelfstandig en een hulpwerkwoord is. 

Je kunt een zelfstandig en hulpwerkwoord herkennen in een zin. 

Inhoud van de les

* Check In-vraag

* Korte herhaling van grammatica

* Uitleg zelfstandig werkwoord en hulp werkwoord

* Huiswerk grammatica

* Check out-vraag.

Check in -vraag:

Ik weet wat een zelfstandig en een hulpwerkwoord is en kan ze herkennen in een zin.

1. 
2. 
3. 

Herhaling grammatica

In de volgende vragen herhalen we kort de grammatica van voor de kerstvakantie. 

Wat is juist:
Een zelfstandig naamwoord

1. zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord
2. zegt iets over een zelfstandig naamwoord
3. zijn mensen, dieren, dingen
4. zegt iets over het lijdend voorwerp

Voor een zelfstandig naamwoord kun je vaak een lidwoord schrijven.

1. juist
2. onjuist

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een

1. bijwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. lidwoord

Welke uitspraak is correct?

a. In elke zin moet een werkwoord staan.
b. In een zin hoeft geen werkwoord te staan.

1. Zin a en b zijn juist
2. Zin a en b zijn onjuist
3. Zin a is juist, zin b is onjuist
4. Zin b is juist en zin a is onjuist.

Noem drie vormen van werkwoorden

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

1. juist
2. onjuist

De persoonsvorm geeft de tijd van de zin aan?

1. juist
2. onjuist

De persoonsvorm kun je vinden door:

1. tijd van de zin te veranderen
2. zin van enkelvoud in meervoud zetten en andersom
3. door te kijken waar het werkwoord staat

Het onderwerp gaat over:

1. het onderwerp van de zin
2. wat iemand of iets doet in de zin
3. de gebeurtenis in de zin
4. in welke tijd de zin zich afspeelt.

Om een onderwerp te vinden in een zin moet je de vraag stellen:

1. wie of wat?
2. Wie of wat + persoonsvorm

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin.

1. juist
2. onjuist
3. ik twijfel of dit goed is

Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen:

1. wie of wat?
2. wie of wat + persoonsvorm
3. wie of wat + persoonsvorm + onderwerp.
4. Moet ik een vraag stellen?

De bijwoordelijke bepaling in een zin geeft aan:

1. Tijd
2. Plaats
3. Geen idee

Het vinden van zinsdelen noemen we

1. Taalkundig ontleden (TO)
2. redekundig ontleden (RO)

Het vinden van woordsoorten noemen we:

1. Taalkundig ontleden (TO)
2. Redekundig ontleden (RO)

Zelfstandig werkwoord

Herken je aan:

* kunnen zelfstandig (alleen) in een zin staan.

(lopen-huilen-rennen-vliegen).

* Kan nooit worden weggelaten uit een zin.

* als er meerdere werkwoorden in de zin staan is er altijd maar 1 zelfstandig werkwoord. ZWW staat dan altijd (een beetje) aan het einde van de zin.

                                                              zww

(De hond heeft gisteren buiten gespeeld).

Hulpwerkwoord

*Staat altijd in een zin met nog een werkwoord.

* Een hulpwerkwoord helpt de zin in een bepaalde tijd te zetten.

*Voorbeelden van hulpwerkwoorden zijn:

hebben, zijn, worden, zullen, kunnen, mogen, moeten, willen, laten en gaan. 

Uitzondering: hebben, zijn, worden en gaan kunnen ook als een zelfstandig werkwoord gebruikt worden. 

Huiswerk grammatica online les 1

Lezen: theorie op blz. 86.

Kijken: Filmpje in Lesson Up en Kern uitleg video (21).

Maken: zin ontleden (RO) in je schrift:

“ In Californië hebben tweehonderdduizend mensen hun woning moeten ontvluchten voor natuurbranden.”

Deze zin bespreken we volgende week (hoef je niet in te leveren).

Check out -vraag:

Ik weet wat een zelfstandig en een hulpwerkwoord is en kan ze herkennen in een zin.

1. 
2. 
3.