ch 5 Mon temps libre cours 13 16 06

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Devoirs

apprendre: verbes aller + faire

   futur proche

  poser une question        

  (vraagvorm) met en zonder vraagwoord

   vraagwoorden n-f leren

faire: afmaken opdr document vraagvorm en faire

correction

exercices 

l'adjectif

-exercices

jeu du pendue

Ik ga op de computer spelen

jij doet
wij doen

zij doen
jullie doen

jij gaat
wij gaan

men gaat
zij gaan

La fête est chez Xavier

C'est le 15 août

C'est mon copain

parce que j'aime la pizza

Zet in de futur proche, neem het onderwerp ook over:
On __ _____ (kijken)

Zet in de futur proche, neem het onderwerp ook over:
Ils __ _____ (nemen)

Zet in de futur proche, neem het onderwerp ook over:
Jean et Marie __ _____ (werken)

Neem over en vul in:
j' __ _____ (regarder)

Neem over en vul in:
elles __ _____ (danser)

Vertaal, neem over en vul in:
nous __ _____ (kijken)

Vertaal, neem over en vul in:
Pierre __ _____ (zingen)

Nu wordt het iets lastiger. Neem grand over en zet er eventueel (een) letter(s) bij:
La maison est grand...

Neem gentil over en zet er eventueel
(een) letter(s) bij:
Mes copains sont gentil...

Neem gentil over en zet er eventueel
(een) letter(s) bij:
Les actrices sont mauvais...

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
Ma soeur est _____ (petit)

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
Les profs sont _____ (méchant)

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
Les filles sont _____ (beau)

Zet het woord tussen haakjes in de goede vorm. Schrijf alleen dat woord op.
Victor en Marc sont _____ (nouveau)