B3 5.8 spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Oefenen voor de toets

3 basis

Doel

Aan het eind van de les​

- weet je het verschil tussen jou en jouw
 

- Kun je werkwoordspelling toepassen (herhaling)

- Kun je trema’s, koppeltekens  gebruiken

Welke zin is juist geschreven?

1. Ik heb jouw net een bericht gestuurd.
2. Ik heb jou net een bericht gestuurd.

Welke zin is juist geschreven?

1. Ik heb jouw net een bericht gestuurd.
2. Ik heb jou net een bericht gestuurd.

Noteer twee keer jou(w):
Ik heb jou(w) net een bericht gestuurd over jou(w) presentatie.

Werkwoordspelling 

'hoe zit het ook alweer'

Tegenwoordige tijd​

Ik loop​

Hij loopt​

Wij lopen​

Verleden tijd + voltooid deelwoord​

- Hele werkwoord – en.​

- Zit de laatste letter in ‘t kofschip? Dan schrijf je –te(n)​

- Niet? Dan –de(n)

In Groningen (presenteren, vt) de bedenker de plannen voor de Flyover Groningen.

Hij (vertellen, tt) erover in het Radio 1 Journaal.

Hij (maken, vt) zich al een tijdje zorgen over de drukte in de binnenstad

Daarom heeft hij een oplossing (bedenken, vd)

Deze kabelbaan (verbinden, tt) parkeerplaatsen buiten de stad met het centrum

Leestekens in een woord

Klinkerbotsing: het verkeerd lezen van twee letters die na elkaar komen.​ 

BOMMELDING

NAAPEN

​

Trema

Gebruik je als het gaat om 1 woord​ 

financiële, geëerd, drieëndertig

Koppelteken

Gebruik je in een samenstelling​ van twee woorden

radio-omroep, na-apen​

Gebruik je in een samenstelling die begint met een voorvoegsel​

Mini-jurk, duo-organisatie​

Gebruik je als een woord begint met een afkorting, cijfer of ander teken​

Vmbo-leerling, A4-papier, &-teken​

Let op

Radiopresentator​

Navolgen​

Minirok​

Duobaan 

Maken

- Test jezelf 4.8 en 5.8