3H 5.4 Automatische Schakelingen

In het nachtlampje zit een weerstand. Over deze weerstand staat een spanning van 4,0 V. Door die weerstand loopt een stroom van 0,025 A.
Bereken de grootte van de weerstand.
1 / 38
suivant
Slide 1: Question ouverte
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

In het nachtlampje zit een weerstand. Over deze weerstand staat een spanning van 4,0 V. Door die weerstand loopt een stroom van 0,025 A.
Bereken de grootte van de weerstand.

Slide 1 - Question ouverte

H9 Schakeling
9.2 Parallelschakeling
  • P: De parallelschakeling
  • EO: Parallelschakeling

9.2 Parallelschakelingen

Slide 2 - Diapositive


Parallelschakeling
R(Ω)
G (S)
U(V)
I(A)
tot.
6,0
R1
10
R2
20

Slide 3 - Diapositive

Gemengde schakeling
U (V)
I (A)
R (Ohm)
R1
20
R2
43
R3
105
Totaal
12

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen
  • Automatische schakeling: sensor, schakelaar, actuator
  • Wat is een Transistor

Slide 5 - Diapositive

schuifdeuren
waterkoker
Automatische schakelen

Slide 6 - Diapositive

onderdelen automatische schakeling
  1. Sensor             Neemt waar & produceert een elektrisch                                          signaal  (b.v. LDR of NTC)
  2.  Schakelaar   Reageert op het signaal van de sensor                                               (schakelt stroom in of uit)
  3. Actuator        Voert gewenste actie uit (bv. lamp gaat aan of                                alarm gaat aan)

Slide 7 - Diapositive

Sensoren

LDR (lichtsensor bij een lamp die in het donker aan gaat)

Meer licht --> lagere weerstand



NTC (in een thermostaat, op een koeler in de computer)

Hogere temperatuur --> lagere weerstand

Slide 8 - Diapositive

Automatische schakeling
Een schakeling die zelfstandig een taak voor je uitvoert noem je een automatische schakeling.

3 onderdelen hiervoor nodig:
- sensor
- schakelaar
-actuator


Slide 9 - Diapositive

Automatische schakeling
Input: Sensor meet iets

proces: Schakelaar verwerkt het signaal

Output: Actuator doet iets nuttigs


Slide 10 - Diapositive

Transistor

kan een actuator aan/uit zetten

= een automatische schakelaar



De transistor krijgt een klein beetje stroom op de Basis, dan kan er een grote stroom lopen van de Collector naar de Emitter



Met een kleine stroom (van B naar E) kan je een grote stroom laten lopen (van C naar E)

Slide 11 - Diapositive

Transistor
Een transistor is een automatische schakelaar.
Er zijn 3 aansluitpunten: basis (B), collector (C) en emitter (E)

Slide 12 - Diapositive

Werking transistor
Drie aansluitpunten:
1) collector (C)
2) basis (B)
3) emitter (E)
Als er een kleine stroom van B naar E loopt, dan loopt er een grote stroom C naar E

Slide 13 - Diapositive

Geen signaal
Geen stroom van basis naar emitter —>
Geen stroom van basis naar emitter
Wel signaal
Zwakke stroom van basis naar emitter —>
Grote stroom van basis naar emitter

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

veel licht
weinig licht
 tip: weinig licht --> LDR hogere weerstand
1. waarom gaat het licht aan als het donker is 
2. welke component is de actuator in deze schakeling?

Slide 17 - Diapositive

Werking transistor
Inbraak alarm

Slide 18 - Diapositive

Samenvatting
Automatische schakeling heeft 3 onderdelen:
  • sensor
  • schakelaar
  • actuator
Transistor is een automatische schakelaar
  • als er een kleine stroom loopt van de Basis naar de Emitter
  • kan een grote stroom lopen van de Collector naar de Emitter

Slide 19 - Diapositive

Wat betekent LDR
A
Licht Door Resistent
B
Light Dependant Resistor
C
Ligt Daar te Rusten
D
Langs De Regenboog

Slide 20 - Quiz

Waarop reageert een LDR
A
op licht, hoe meer licht des te lager is de weerstand
B
op licht, hoe minder licht des te lager is de weerstand
C
op warmte, hoe meer warmte des te lager is de weerstand
D
op warmte, hoe minder warmte des te lager is de weerstand

Slide 21 - Quiz

Als er licht schijnt op een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 22 - Quiz

Als er warmte komt op een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 23 - Quiz

Wat betekent NTC
A
Niet te concentreren
B
Nader te communiceren
C
Negatief te communiceren
D
Negatieve Temperatuur Coëfficiënt

Slide 24 - Quiz

Waarop reageert een NTC
A
op licht, hoe meer licht des te lager is de weerstand
B
op licht, hoe minder licht des te lager is de weerstand
C
op warmte, hoe meer warmte des te lager is de weerstand
D
op warmte, hoe minder warmte des te lager is de weerstand

Slide 25 - Quiz

Als er warmte komt op een NTC wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 26 - Quiz

Je ziet in de afbeelding het symbool van een ......
A
NTC
B
PTC
C
LDR
D
LED

Slide 27 - Quiz

Welke weerstand zit er in een thermometer?
A
NTC
B
POTMETER
C
LDR
D
CONDENSATOR

Slide 28 - Quiz

Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampere.
Wat is de weerstand van het apparaat?
A
2,3 ohm
B
2300 ohm
C
23 ohm
D
0,04 ohm

Slide 29 - Quiz

Wat is de weerstand als een lampje op 6V werkt en er een stroom van 200mA doorheen gaat?
A
60 ohm
B
0.06 ohm
C
30 ohm
D
0.03 ohm

Slide 30 - Quiz

Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 31 - Quiz

Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quiz

Een transistor is een elektrische schakelaar. Welke 3 aansluitpunten heeft de transistor?
A
a, b, c
B
b, c, d
C
b, c, e
D
c, d, e

Slide 33 - Quiz

Een TRANSISTOR heeft 3 belangrijke punten: B,C,E
A
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is ENERGIE
B
B is BASIS, C is CAPACITEIT, E is ENERGIE
C
B is B-STROOM, C is COLLECTIEF, E is EMITTER
D
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is EMITTER

Slide 34 - Quiz

Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 35 - Quiz

Gaat de zoemer zoemen als de deur opengaat?
A
Nee, want dan is de drukschakelaar dicht
B
Ja, want dan is de drukschakelaar dicht
C
Nee, want dan is de drukschakelaar open
D
Ja, want dan is de drukschakelaar open

Slide 36 - Quiz

Even samengevat
Een transistor is een automatische schakelaar.

Er zijn 3 aansluitpunten: basis (B), collector (C) en emitter (E)
Als er een kleine stroom van B naar E loopt, dan loopt er een grote stroom C naar E.

De voordelen van een transistor: goedkoop, kleinen gebruiken weinig energie.
De nadelen van een transistor: er kan geen grote stroom door en is minder veilig doordat er maar één stroomkring is

Slide 37 - Diapositive

Maak opdrachten 
blz 98,99,100
timer
10:00

Slide 38 - Diapositive