Tekstdoelen en doelgroepen

Hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃
1 / 29
suivant
Slide 1: Sondage
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Sondage

Planning voor deze les
Lezen zakelijke teksten perron 2

Uitleg over doelgroepen en tekstdoelen

Opdrachten maken in het boek

Klassikale afsluiting op het digibord. 

Slide 2 - Diapositive

2

Slide 3 - Vidéo

00:12
Wat is het onderwerp van deze video?

Slide 4 - Question ouverte

01:47
Voor wie is deze video gemaakt?

Slide 5 - Question ouverte

 Doel en publiek
Lesdoelen:

  1. Je kunt de verschillende tekstdoelen opnoemen.
  2. Je kunt uitleggen welke tekstdoelen een bepaalde tekst heeft.
  3. Je kunt uitleggen voor welke doelgroep een tekst geschreven is. 



Slide 6 - Diapositive

De doelgroep 
  • Voor wie is de tekst bedoeld? 
    Wie gaat die tekst lezen?
    Jongeren, ouderen, autoliefhebbers, mbo-studenten, kleuters, brugklasleerlingen, meisjes die van paarden houden, jongens die niet van voetbal houden. 

  • De schrijver past zijn taalgebruik aan de doelgroep aan.

    U of jij, straattaal of vaktaal, veel/weinig plaatjes?


Slide 7 - Diapositive

De doelgroep
Je kunt erachter komen voor welke doelgroep een tekst is door:
1. Te letten op het taalgebruik. 
Teksten voor kleuters zijn gemakkelijker geschreven, dan teksten voor volwassenen. 
2. Te kijken naar het uiterlijk van de tekst.
Teksten voor kleine kinderen hebben veel plaatjes en weinig tekst. Teksten voor jongeren hebben veel kleur en opvallende lettertypes. Teksten voor volwassenen hebben veel tekst, weinig kleur en weinig afbeelden. 

Slide 8 - Diapositive

De doelgroep
3. Te letten op het onderwerp van de tekst. 
Voor de ene doelgroep is het ene onderwerp heel interessant, voor de andere niet. Niet iedereen vind een tekst over de PlayStation leuk. De doelgroep voor een tekst over de PlayStation is 'mensen die de PlayStation leuk vinden'. 

Slide 9 - Diapositive

Een onderwerp, twee soorten teksten en publiek

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Wie is de doelgroep van deze tekst?
Waar zie je dat aan?

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Lien

Wie is de doelgroep van deze tekst?
Waar zie je dat aan?

Slide 14 - Question ouverte

Oefenen
Wat is de doelgroep?

Slide 15 - Diapositive


A
Kleuters
B
Kinderen
C
Jongeren
D
Volwassenen

Slide 16 - Quiz


A
Mensen die graag koken
B
Studenten die willen leren koken
C
Studenten die van koken houden
D
Iedereen die graag kookt

Slide 17 - Quiz


A
Meisjes
B
Tieners
C
Basisschoolleerlingen
D
Tienermeisjes

Slide 18 - Quiz


A
Volwassenen
B
Volwassenen die het nieuws willen weten
C
Mensen die van kleine letters houden
D
Jongeren

Slide 19 - Quiz

Doel van een tekst
Iemand die een tekst schrijft, doet dat met een reden. De schrijver heeft een bedoeling met de tekst: het tekstdoel. 


Slide 20 - Diapositive

Welke tekstdoelen zijn er?
Informeren
De schrijver wil informatie geven aan de lezer
Amuseren
De schrijver wil de lezer plezier geven
Activeren
De schrijver wil de lezer iets laten doen
Instructie geven
De schrijver wil de lezer uitleggen hoe hij/zij iets moet doen.
Overtuigen
De schrijver dat dat de lezer zijn mening krijgt. 

Slide 21 - Diapositive

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 22 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 23 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Amuseren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 24 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 25 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Instructie geven
D
Overtuigen

Slide 26 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Instructie geven
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 27 - Quiz

Zelf aan de slag!
Lezen perron 2 (blz. 22)
  • Opdracht 3, 4, 5 en 7
  • Klaar? Maak opdracht 1.

Daarna klassikaal:
Galgje op het bord over tekstdoelen en de soorten teksten die daarbij horen:



Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien