6.3 Welvaart en welzijn, sociale en regionale ongelijkheid 6 vwo

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat welvaart en welzijn betreft horen de meeste Z-Amerikaanse landen tot de?
A
Perifere landen
B
Semi-perifere landen
C
Centrumlanden
D
Achterlijke landen

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Welke Z-Amerikaanse landen hebben een eenzijdige export?
A
Brazilië
B
Uruguay
C
Paraquay
D
Venezuela

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Suriname, Bolivia en Frans Guyana score verrassend hoog op externe gerichtheid van de economie. Leg uit.

Slide 8 - Question ouverte

De tegenstellingen in welvaart en welzijn tussen bevolkingsgroepen zijn in Zuid-Amerika van oudsher groot.
A
Juist
B
Onjuist
C
Dit geldt niet voor alle Z-Amerikaanse landen.
D
Geen mening

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Voor welke economische sectoren gelden de kleuren?
A
Blauw= tertiaire Oranje= primaire Groen= secondaire
B
Blauw=primaire Oranje=secondaire Groen= tertiaire
C
Blauw=secondaire Oranje =primaire Groen=tertiaire
D
Blauw= tertiaire Oranje= secondaire Groen=primaire

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Welk van de landen is een perifeer land in de vorige figuur?
A
Zuid-Korea
B
Indonesië
C
Ethiopië
D
Brazilië

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Leg uit waarom werken in de dienstverlening een minder goede indicator is voor welvaart.

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Welk Z-Amerikaans land kent het hoogst aantal werkende in de primaire sector
A
Bolivia
B
Paraquay
C
Colombia
D
Venzuela

Slide 18 - Quiz

Leg het verband uit tussen de vroege verstedelijking in Z-Amerika en het ongelijke grondbezit.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Welke Z-Amerikaanse landen staan laag in de globaliseringsindex?
A
Venezuela
B
Chili
C
Colombia
D
Bolivia

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Bolivia en Venezuela staan om uiteenlopende redenen laag. Leg uit.

Slide 23 - Question ouverte

De grote landbouwbedrijven – ... genoemd – ontstonden na de Spaanse verovering van Zuid-Amerika.

Slide 24 - Question ouverte

De latifundia kennen nog steeds een intensieve bedrijfsvoering en produceren vooral handelsgewassen
A
juist
B
onjuist
C
dit geldt alleen voor de bedrijven in Brazilië en Chili
D
geen mening

Slide 25 - Quiz

De keuterboeren op hun latifundia verbouwen vooral voedselgewassen (cash crops), vaak voor eigen gebruik of de lokale markt.

Slide 26 - Question ouverte

Sinds 1990 draagt het nieuwe sociaaleconomisch beleid in veel landen van Zuid-Amerika bij aan vermindering van de armoede.
A
juist
B
dit geldt niet voor alle landen
C
onjuist
D
geen mening

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

In Brazilië, Peru en Chili neemt de ongelijkheid toe.
A
juist
B
onjuist
C
wel een mening
D
geen mening

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Welk begrip hoort bij de vorige foto?

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive

Over welk begrip gaan de beide tekeningen?
A
gentrification
B
corruptie
C
sociale polarisatie
D
cliëntelisme

Slide 33 - Quiz