Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Vandaag: de persoonsvorm
Slide 1 - Diapositive
Wat kun je ermee?
Kennis over de persoonsvorm helpt je om werkwoorden goed te spellen (werkwoordspelling). Als je de regels voor werkwoordspelling kent, zul je beter worden in schrijven en minder fouten maken.
Slide 2 - Diapositive
Werkwoorden, weet je nog?
De toren gaat omvallen.
Welke werkwoorden staan er in deze zin?
Slide 3 - Diapositive
Werkwoorden herkennen
De torengaat omvallen.
Gaan en omvallen zijn werkwoorden. Hoe weet je dat?
Gaan en omvallen zijn allebei dingen die je kunt doen.
Je kunt ze vervoegen:
ik ga> jij gaat> wij gaan.
Ik val om > jij valt om > wij vallen om.
3. Je kunt ze in een andere tijd zetten.
Slide 4 - Diapositive
Zet deze zinnen nu eens in de verleden tijd
Ik ga op vakantie.
Ik ben ziek.
Ik wil een ijsje.
Slide 5 - Diapositive
De persoonsvorm
Ik gaop vakantie. > Ik ging op vakantie.
Ik ben ziek. > Ik was ziek.
Ik wil een ijsje. > Ik wilde een ijsje.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Er kunnen meerdere werkwoorden in de zin staan, maar er is altijd maar de 1 persoonsvorm! Kijk maar...
Slide 6 - Diapositive
De persoonsvorm
Ik ben gevallen. > Ik was gevallen.
Ben en gevallen zijn allebei werkwoorden.
Ben verandert als we de zin in een andere tijd zetten, terwijl het werkwoord gevallen hetzelfde blijft.
Ben is de persoonsvorm, want die verandert als we de zin in een andere tijd zetten.
Maar waarom de naampersoonsvorm?
Slide 7 - Diapositive
Uitleg persoonsvorm
Het woord persoon en het woord vorm zitten erin.
De vorm van het werkwoord (hoe het wordt geschreven) wordt bepaald door de persoondie iets doet. Kijk maar:
Ikganaar school lopen. > Wijgaan naar school lopen.
Als de persoon verandert, verandert de persoonsvorm.
Slide 8 - Diapositive
Dus...
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
De persoonsvorm verandert als je de zin in een andere tijd zet.
Als de persoon die iets doet verandert, verandert de vorm(hoe je het woord schrijft).
Slide 9 - Diapositive
Manier 1 om de persoonsvorm te vinden
Als je een andere persoon in de zin zet, welk werkwoord verandert er dan?
In de winter gaik altijd schaatsen.
In de winter gaathij altijd schaatsen.
Gais de persoonsvorm, want de vorm van dat woord verandert als er een andere persoon in de zin staat.
Slide 10 - Diapositive
Manier 2 om de persoonsvorm te vinden
Je kunt de persoonsvorm ook vinden door de zin in een andere tijdte zetten. De persoonsvorm is dan het werkwoord dat verandert van tijd. Bijvoorbeeld:
De prins kust Doornroosje wakker.
De prins kuste Doornroosje wakker.
Kust is dus de persoonsvorm, want dat woord verandert als je de zin in een andere tijd zet.