2 vwo - chapitre 2 - meilleurs voeux, phrases-clés, bron I ontkenningen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour!

Vandaag:

Herhalen: phrases-clés bron D

uitleg: bron H ontkenningen

PROGRAMME

• START 2021
• PTO Frans
• phrases-clés 
• herhalen: ontkenningen

Tu as passé de bonnes vacances?

1. Oui, c'était super!
2. Oui, je me suis bien reposé.
3. C'était pas mal.
4. Non, c'était nul!

Ik heb geleerd deze vakantie.

1. Oui
2. Non
3. Un petit peu

Ik weet wat ik precies moet leren voor de Franse toets

1. Oui
2. Non

Quels sont vos objectifs pour cette année? Wat zijn jouw doelen voor dit schooljaar?

ZINNEN BRON J

Tu es malade?

Qu'est-ce que tu as?

Tu as de la fièvre?

Tu as pris des médicaments?

Tu es souvent malade?

Repose-toi bien et bon rétablissement!

Oui, je prends trois aspirines par jour.

Non, je ne suis jamais malade.

J'ai mal à la tête.

Oui, je ne me sens pas bien.

Oui, j'ai 39 de fièvre.

Merci. A bientôt.

Ça va bien?

Qu'est-ce que tu fais pour rester en bonne santé?

Donnez-moi deux conseils comment je peux rester en bonne santé.

bron H

La négation - de ontkenning

Tekstboek bladzijde 32

Wat zijn ontkenningen?

Welke ontkenningen ken je nog in het Frans? Il y en a six!

Op welke plaats in de zin komen de woordjes 'ne' en 'pas'?

1. voor en na het onderwerp
2. voor en na het lijdend voorwerp
3. voor en na de persoonsvorm

Sleep de juiste vertalingen van de ontkenningen naar elkaar toe. Sleep blauw naar rood!

niet/geen

nooit

niet meer

nog niet

niets

ne ... rien

ne ... pas encore

ne ... pas

ne ... jamais

ne ... plus

Wanneer schrijf je 'ne' voluit en wanneer schrijf je 'n'?

Bron I - la négation - de ontkenning 

De ontkenningen:

niet, geen       = ne ...... pas

niet meer       = ne ...... plus

nooit                = ne ...... jamais

niets                 = ne .... rien

nog niet          = ne ...... pas encore

ook niet,          = ne .... pas non plus

ook geen         

Bron I - la négation - de ontkenning 

De ontkenningen:

niet, geen       = ne ...... pas

niet meer       = ne ...... plus

nooit                = ne ...... jamais

niets                 = ne .... rien

nog niet          = ne ...... pas encore

ook niet,          = ne .... pas non plus

ook geen         

• Op de puntjes komt het eerste werkwoord van de zin.

• Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Bron I - la négation - de ontkenning 

Je parle français.

(niet)

= ne .. pas

werkwoord = parle

'ne' komt voor het werkwoord.

'pas' komt achter het werkwoord.

Je ne parle pas français.

• Op de puntjes komt het eerste werkwoord van de zin.

• Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Bron I - la négation - de ontkenning 

Je mange beaucoup de fruits.

(niet)

= ne .. pas

werkwoord = mange

Je ne mange pas beaucoup de fruits.

• Op de puntjes komt het eerste werkwoord van de zin.

• Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Bron I - la négation - de ontkenning 

Je vais manger des frites ce soir.

(geen)

= ne .. pas

werkwoord = vais manger

Neem het eerste werkwoord!

Je ne vais pas manger de frites ce soir.

• Als er twee werkwoorden in de zin staan, neem je het eerste werkwoord.

• Na een ontkenning vervalt het lidwoord en vervang je deze door 'de'. 

Bron I - la négation - de ontkenning 

Elle est végétarienne.

(niet meer)

= ne .. plus

werkwoord = est

Elle n'est plus végétarienne.

• Op de puntjes komt het eerste werkwoord van de zin.

• Begint het werkwoord met een klinker of h? Dan schrijf je n' in plaats van ne!

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Le cours commence à 11 heures.

1. le cours
2. à 11 heures
3. commence

Maak de zin ontkennend:
je fais du sport

1. ne je fais pas du sport.
2. je ne fais pas de sport.
3. je fais ne sport pas.

maak de zin ontkennend:
Le prof est sympa.

1. Le ne prof est pas sympa
2. Le prof ne pas sympa
3. Le prof est pas sympa
4. Le prof n'est pas sympa

Maak de zin ontkennend:
Elle travaille bien. (niet)
ne .... pas

Maak de zin ontkennend:
Nous sommes en retard. (nooit)
ne .... jamais

Maak de zin ontkennend:
Elle est végétarienne. (niet meer)
ne .... plus

Maak de zin ontkennend:
Tu as mangé? (niets)
ne .... rien

Maak de zin ontkennend:
Je suis à l'école. (nog niet)
ne .... pas encore

Ik weet hoe ik een zin ontkennend kan maken.

1. ja
2. nee
3. een beetje

bron H -négation

Leren: vocabulaire A en B op bladzijde 85-86 (quizlet!)

maken : bron I opdracht 30 op bladzijde 73 van je WB (30a niet)