24 - 1HVD - Lezen 2.3 en stillezen




Planning van deze les:
  • Begrijpend lezen
  • Repetitiecijfers 

Volgende les
  • Stillezen of werken aan het boekverslag + repetitie afmaken 

Aan het einde van deze les
  • kun je tekstverbanden herkennen: opsomming, tegenstelling en tijdsvolgorde;
  • kun je signaalwoorden herkennen. 
WELKOM 1D :)
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon




Planning van deze les:
  • Begrijpend lezen
  • Repetitiecijfers 

Volgende les
  • Stillezen of werken aan het boekverslag + repetitie afmaken 

Aan het einde van deze les
  • kun je tekstverbanden herkennen: opsomming, tegenstelling en tijdsvolgorde;
  • kun je signaalwoorden herkennen. 
WELKOM 1D :)

Slide 1 - Diapositive

Een feit




  • kun je controleren;
  • kun je bewijzen;
  • kun je niet weerleggen (het ís zo);
  • Over een feit kun je niet van mening verschillen; het is zoals het is.
Een mening




  • is persoonlijk, van jou;
  • kun je ondersteunen met argumenten: Ik vind dit, want ...
  • Je kunt heel goed van mening veranderen, zeker wanneer je gesprekspartner met goede argumenten komt

Andere woorden voor mening: standpunt, oordeel, opinie, opvatting. 

Slide 2 - Diapositive

Wat doe je met moeilijke woorden?

Slide 3 - Diapositive

Leesstrategieën
  • Verkennend lezen
  • Nauwkeurig lezen
  • Zoekend lezen - je hebt een vraag en je zoekt het antwoord op die vraag

Slide 4 - Diapositive

Tekstverband
Een goede tekst zit logisch in elkaar. 

De onderdelen van de tekst hangen met elkaar samen op een logische manier. 

Er is een verband tussen de woorden, zinnen en alinea's. Dat heet: tekstverband

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Signaalwoord
Signaal 
=
Seintje! Let op!  Alarm!

Maar waar moet je nou op letten? 

Slide 7 - Diapositive

Een signaalwoord plakt twee zinnen aan elkaar. 


Ik ben moe, want ik had gisteren een feestje.

Slide 8 - Diapositive

Er is een verband tussen de twee zinnen. 


De zinnen hebben met elkaar te maken. En wat ze met elkaar te maken hebben, zie je door het signaalwoord. 

Slide 9 - Diapositive

Ik ben moe, WANT ik had gisteren een feestje




Want = signaalwoord dat zegt: let op, er komt een reden!

Het verband is dat de tweede zin een reden geeft voor de eerste zin. Omdat ik een feestje had, ben ik moe! 






Slide 10 - Diapositive

Soorten signaalwoorden: verschillende verbanden
Opsommend: ten eerste, ook, tevens, om te beginnen, verder, bovendien, daarnaast, niet alleen... maar ook, zowel... als, tenslotte

Tijdsvolgorde: eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte

Tegenstellend: maar, echter, toch, evenwel, daarentegen, enerzijds... anderzijds, daar staat tegenover, integendeel. 

Slide 11 - Diapositive

Samen oefenen
Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.

Hoeveel signaalwoorden zie je? 

Slide 12 - Diapositive

Samen oefenen
Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.

4 signaalwoorden. Waarvan is het een opsomming? 

Slide 13 - Diapositive

Samen oefenen
Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.

Het is een opsomming van dingen die mijn moeder wil kopen. 

Slide 14 - Diapositive

                   One minute paper 
timer
1:00
Wat
Kies één soort signaalwoorden. Schrijf in één minuut een kort verhaal van drie zinnen. Zorg dat die drie zinnen met signaalwoorden aan elkaar gemaakt zijn. 

Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Geen
Tijd
1 minuut
Uitkomst
Ik kies straks drie mensen om hun verhaaltje voor te lezen.  
Soorten signaalwoorden

  1. Opsommend: ten eerste, ook, tevens, om te beginnen, verder, bovendien, daarnaast, niet alleen... maar ook, zowel... als, tenslotte
     
  2. Tijdsvolgorde: eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte
     
  3. Tegenstellend: maar, echter, toch, evenwel, daarentegen, enerzijds... anderzijds, daar staat tegenover, integendeel. 

Slide 15 - Diapositive

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak van hoofdstuk 2.3 (Lezen) opdracht 7 t/m 12
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna mag je je vinger opsteken en dan kom ik langs
Tijd
Ongeveer 20 minuten 
Uitkomst
We bespreken straks de eerste opdrachten.  
Klaar
Oefen met de woordtrainer van hoofdstuk 2.5 (Woorden) 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Stillezen
Wat: Lees in stilte in je leesboek
Hoe: Individueel
Hulp: Geen
Tijd: Tot het einde van de les 

Slide 18 - Diapositive