Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
lesdoelen:
1. Je herkent de volgende
tekstverbanden:
chronologisch verband,
opsommend verband,
tegenstellend verband
en redengevend verband
2. Je herkent de
signaalwoorden die bij
die verbanden horen.
Slide 2 - Diapositive
Vaak hangen twee zinnen (soms ook alinea's) samen. Dat noemen we een tekstverband.
De schrijver kan zo'n tekstverband duidelijker maken met behulp van signaalwoorden.
tekstverbanden:
1. chronologisch
2. opsommend
3. tegenstellend
4. redengevend
Slide 3 - Diapositive
In een tegenstellend tekstverband worden tegengestelde zaken genoemd.
Sam was vandaag op tijd vertrokken, toch kwam hij te laat op school.
Slide 4 - Diapositive
In een opsommend tekstverband worden dingen na elkaar genoemd.
Ik wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.
Slide 5 - Diapositive
In een chronologisch
tekstverband worden de gebeurtenissen in volgorde van tijd beschreven.
Als ik naar school fiets, haal ik eerst mijn vriend op. Daarna fietsen we naar een verzamelpunt. Vervolgens rijden we met z'n vieren naar school.
Slide 6 - Diapositive
In een redengevend
tekstverband worden oorzaken en gevolgen benoemd.
Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
Slide 7 - Diapositive
Noteer het tekstverband in de volgende zin.
Vroeger sportte ik drie dagen in de week. Tegenwoordig besteed ik mijn tijd aan mijn huiswerk. Volgend jaar wil ik weer een extra dag sporten.
Slide 8 - Question ouverte
Noteer het tekstverband in de volgende zin.
Het is niet gek dat hij bij voetbal op de reservebank zit. Want hij heeft het hele seizoen niet zijn best gedaan.
Slide 9 - Question ouverte
Noteer het tekstverband in de volgende zin.
Hoewel het hard regende werden de kinderen gelukkig niet nat dankzij een paraplu.
Slide 10 - Question ouverte
Gisteren heb ik prachtige cadeaus gekregen. Om te beginnen kreeg ik een nieuw shirt van mijn zus, verder een armband van mijn ouders en mijn opa gaf mij een boek.
Slide 11 - Question ouverte
Arno heeft gisteren op het feestje van alles door elkaar gedronken. Het is dan ook niet gek dat hij vandaag een kater heeft.
Het regent buiten, dus ik zal mijn regenjas maar weer uit de kast halen.
Slide 19 - Question ouverte
Noteer de signaalwoorden die in de zin staan.
Nadia moet nog zoveel doen. Ten eerste heeft ze een enorme berg huiswerk. Ten tweede moet ze van haar moeder vandaag haar kamer opruimen. Ten slotte wil de hond nog graag een rondje met haar lopen.