Hoofdstuk 10 Werktuigen paragraaf 3 en 4

Hoofdstuk 10 Werktuigen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 10 Werktuigen

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen
10.3.1 Je kunt het verschil tussen vaste en losse katrollen beschrijven.
10.3.2 Je kunt het verschil tussen een takel en een katrol uitleggen.
10.3.3 Je kunt uitleggen hoe je de kracht met een takel kunt verminderen.
10.3.4 Je kunt berekenen hoeveel de hijskracht door een takel wordt vergroot.
10.3.5 Je kunt berekenen hoeveel de hijsafstand door een takel wordt verminderd.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

vaste katrol
Een katrol is een platte schijf met een groef waar een touw of een kabel in ligt. 

De katrol zit vast en kan niet op en neer bewegen.

De grootte van de kracht verandert niet, maar de richting van de kracht wel

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

losse katrol
Een losse katrol beweegt op en neer.
Eén eind van het touw zit vast. Aan het andere eind moet je trekken om de katrol omhoog te bewegen. 

Met een losse katrol heb je de helft van de kracht nodig om een last op te tillen.

 Dat komt doordat de zwaartekracht op het gewicht wordt verdeeld over twee stukken touw.


Slide 6 - Diapositive

takels
Een losse katrol is niet altijd handig in gebruik. Je moet boven de last staan en de last omhoogtrekken. 

Meestal is het handiger om onder de last te staan. Daarvoor gebruik je een combinatie van een vaste en een losse katrol.

 Dit werktuig heet een takel.

Slide 7 - Diapositive

takels
De kist weegt 60 kg dus heeft een zwaartekracht van 600 N.

omdat je een losse katrol gebruikt heb je maar de helft nodig om hem omhoog te krijgen.

Je hebt dus maar 300 N nodig. (spierkracht Fs)

Slide 8 - Diapositive

takels

Als je de kist 4 m omhoog wilt takelen, moet je 2 × 4 = 8 m touw naar je toe trekken. 

Je hebt dus de helft van de kracht nodig, maar je moet wel 2× zo veel touw inhalen.

Slide 9 - Diapositive

takels

Er zijn ook takels met meer dan twee katrollen. 

 De kist hangt nu aan drie touwen.
 Daardoor verdeelt de kracht zich over drie touwen. 

Je hebt nu 200 N nodig om de kist te tillen. 

Je moet nu wel 3× zo veel touw binnenhalen. 

Voor een hijsafstand van 4 m moet je nu 3 × 4 = 12 m touw binnenhalen.

Slide 10 - Diapositive

voor takels geldt dus
Als een voorwerp aan 2 stukken touw hangt, heb je 2× zo weinig kracht nodig, maar moet je wel 2× zo veel touw inhalen.

Als een voorwerp aan 3 stukken touw hangt, heb je 3× zo weinig kracht nodig, maar moet je wel 3× zo veel touw inhalen.

Enzovoort.

Slide 11 - Diapositive

opdrachten maken

opdracht 1 t/m 4 BLZ 102
Opdracht 9 BLZ 105
Opdracht 11 BLZ 107

Slide 12 - Diapositive

leerdoelen
10.4.1 Je kunt uitleggen hoe de druk op een ondergrond verandert, als grootte van de oppervlakte of de kracht verandert.
10.4.2 Je kunt de druk van een voorwerp op een ondergrond berekenen.
10.4.3 Je kunt eenheden van druk omrekenen.
10.4.4 Je kunt situaties beschrijven waarbij een kleine druk van belang is.
10.4.5 Je kunt situaties beschrijven waarbij een grote druk van belang is.

Slide 13 - Diapositive

gewicht verdelen

Op een platte zool wordt gewicht verdeeld.

Met een hak komt al het gewicht op de hak te staan.

Het doet daarom meer pijn als iemand met een hak op je voet staat dan met een platte zool.

We noemen dit de druk die uit oefent.

Slide 14 - Diapositive

oppervlakte
Iemand met een hakken aan zou gelijk in het zand wegzakken 
maar deze tank niet omdat hij een groter oppervlakte heeft met de aanraking op de grond.

Zijn druk wordt verdeeld. 
De druk is dan kleiner.

Slide 15 - Diapositive

kracht verdelen
Je kan druk uitrekenen met de volgende formule

druk=kracht : oppervlakte

druk is in pascal (Pa)


Slide 16 - Diapositive

gegevens verzamelen
l=7,5 cm
b= 5,6 cm
h= 18 cm
m= 2,1 kg

oppervlakte= l x b = 7,5 x 5,6 = 42 cm2


Slide 17 - Diapositive

oppervlakte= 42 cm2
fz=m x 10

m= 2,1 

2,1 x 10=21 N

druk = kracht : oppervlakte
21:42= 0,5 N/cm2 (of Pa)


Slide 18 - Diapositive

opdrachten maken

opdracht 1 t/m 5 BLZ 112-113
Opdracht 10 BLZ 115
Opdracht 14 BLZ 118

Slide 19 - Diapositive

Oefentoets maken

Dit is huiswerk voor de volgende les.


Slide 20 - Diapositive