1.1 wat wil jij kopen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 1

Paragraaf 1.1 wat wil jij kopen?

Wat weet je na deze les?

-De verschillen tussen basis- en overige behoeften.

-De verschillen tussen goederen en diensten.

-Hoe je geldbedragen juist noteert.

Basisbehoeften

Dingen die je nodig hebt om te leven.

voorbeelden?

Overige behoeften

Zijn behoeften die niet noodzakelijk zijn. Het zijn luxeproducten.

Zoals vakanties, een auto, scooter etc.

Basisbehoeften

Overige behoeften

Goederen (kun je aanraken)

Diensten (kun je niet aanraken) Ze doen iets voor je. 

Goederen

Diensten

Verbruiksgoederen (kun je maar één keer verbruiken) Tip: je verbruikt het!

Gebruiksgoederen (kun je meerdere keren gebruiken)

Waar staan alleen voorbeelden van verbruiksgoederen?

1. Olie, benzine, scooter
2. Water, computer, brood
3. Schaar, potlood, pen
4. Snicker, water, benzine

Afronden bij economie

Afronden van geld: altijd 2 decimalen.

Afronden van procenten: 1 decimaal.

Afronden mensen, dagen, etc.: heel getal.

Tenzij er anders gevraagd wordt.

Hoe rond je af?

Als je een getal moet afronden, let dan alleen op het cijfer dat je weglaat. Als dat cijfer lager is dan 5, rond je naar beneden af. Is dat cijfer 5 of hoger, rond je omhoog af. 

6,6 wordt 7

voorbeeld 1

93 : 16 = 5,8125

 

Afgerond op twee cijfers achter de komma: 

93 : 16 = 5,81.

In dit geval laat je alle cijfers na de 1 weg, omdat het eerste getal na de 1 kleiner is dan 5.

voorbeeld 2

62 : 9 = 6,888888... (een eindeloze reeks achten)

 

Afgerond op twee cijfers achter de komma:

62 : 9 = 6,89

In dit geval laat je alles na de tweede 8 weg. Omdat het eerstvolgende cijfer een 8 is, moet je het getal naar boven afronden.

 

Maken

Basis/kader:

Opdracht 1 tot 9 op blz 8

Kader/tl: 

Opdracht 1 tot 12 op blz 8

Wat niet af is wordt huiswerk ( Ik controleer dit! )

Vragen? Vinger in de lucht ;)

Vervolg 1.1 wat wil jij kopen

-Het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.

-Hoe je een gemiddelde berekend. 

Eten en drinken zijn voorbeelden van ...

1. Basisbehoeften
2. Overige behoeften
3. Niet-noodzakelijke behoeften
4. Secundaire behoeften

Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn

1. verbruiksgoederen
2. gebruiksgoederen
3. goede goederen
4. langeduur goederen

Haren knippen

1. Goederen
2. Diensten

Consumeren

• Consumeren = in je behoeften te voorzien door iets te kopen. Die persoon noem je een consument.

Zelfvoorziening

Je kunt ook in je behoeften voorzien door zelfvoorziening. ​
Wat je nodig hebt of graag wilt hebben voor eigen gebruik, produceer je dan zelf. 

Voorbeelden?

Bereken het gemiddelde

Gemiddelde

9,2+8,6+8+8,6

delen door

= 34,4 / 4

= 8,6

dus totaal/ aantal

Nu jullie..

Bereken het gemiddelde:

3,50 + 2,80 +  4,50 + 7 + 12 

Totaal = 29,80

Aantal = 5

29,80 / 5 = 5,96

Je koopt een nieuwe iPhone, wat doe je nu?

1. Behoefte
2. Consumeren
3. Produceren

Maartje bakt zelf een taart voor haar verjaardag dit is..

1. Consumeren
2. Zelfvoorziening

Ellen gaat in de pauze naar de supermarkt om een frikandelbroodje te kopen, dit is...

1. Consumeren
2. Zelfvoorziening

Aan de slag!

Blz 10 opdracht 9 t/m 15

Klaar?> Herhalingsopdrachten blz 30 ( 1 t/m 8 )

Laat me zien als ALLES af is! ( door vinger in de lucht te steken )

1.2 Waarom koop je dat? (deel 2)

Deze les leer je:

• wat verschillende reclamemedia zijn
• hoe je met een percentage een getal kunt uitrekenen