Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat ga je leren?
- Je kunt uitleggen welke organen tot het voortplantingsstelsel behoren.
- Je kunt de delen van de geslachtsorganen van een man en een vrouw noemen, inclusief de overeenkomsten en verschillen.
- Je kunt de primaire geslachtskenmerken noemen.
Slide 2 - Diapositive
Ieder mens is anders. Dat begint al voordat je geboren bent. Iedere baby ontwikkelt zich op zijn eigen manier. Tijdens de zwangerschap wordt ook je geslacht bepaald.
Slide 3 - Diapositive
Het voortplantingsstelsel
Het voortplantingsstelsel bestaat uit alle organen die een rol spelen bij de voortplanting. De geslachtsorganen zorgen ervoor dat mensen zich kunnen voortplanten. Deze organen zijn dus onderdeel van het voortplantingsstelsel.
Slide 4 - Diapositive
Geslachtskenmerken
Als een baby geboren is, zie je meestal meteen of het een jongetje of een meisje is. Dat noem je het geslacht of de sekse van de baby. De kenmerken waaraan je het geslacht herkent, noem je de geslachtskenmerken.
Slide 5 - Diapositive
Primaire geslachtskenmerken
De geslachtskenmerken vanaf je geboorte, heten primaire geslachtskenmerken. De primaire geslachtskenmerken kun je deels aan de buitenkant zien:
• Een jongen herken je aan zijn penis en zijn balzak.
• Een meisje herken je aan haar vulva (vulvalippen, clitoriseikel en opening van de vagina).
Slide 6 - Diapositive
Intersekse
Soms kun je aan de buitenkant niet meteen zien of de baby een jongen of een meisje is. De baby heeft dan mannelijke en vrouwelijke kenmerken. Dit noem je intersekse.
Bij intersekse kunnen geslachtskenmerken van beide geslachten aanwezig zijn.
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
In- en uitwendige geslachtsorganen
Bij de vrouw ligt het grootste deel van het geslachtsorgaan binnenin de onderbuik. Een vrouw heeft een baarmoeder, eileiders en eierstokken.
In elke eierstok zitten honderdduizenden onrijpe eicellen. Eicellen zijn de vrouwelijke geslachtscellen.
Slide 9 - Diapositive
In de balzak liggen twee teelballen. De teelballen maken zaadcellen. (geslachtscellen). Op elke teelbal ligt een bijbal. Vanaf daar lopen de zaadleiders. (vervoeren zaadcellen). De zaadleiders lopen langs de zaadblaasjes en de prostaat in de onderbuik van de man. De urinebuis loopt door de penis.