grammatica 4V verleden tijden

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Diapositive

il faut apprendre quoi pour le prochain teste ? 
2 verleden tijden kunnen maken en juist gebruiken:
* Imparfait (1)
* Passé composé (hww avoir OF être) (2)

*regelmatige ww-er
* 8 onregelm. ww:   Avoir/ être/ aller/ faire/ prendre/ pouvoir/ vouloir
* Bijvoeglijk nw (vorm en plaats)
* Bijwoord (maken van BN)

Slide 2 - Diapositive

In deze les ...

  • Hoe maak ik een passé composé?
  • Hoe maak ik een imparfait?


* Hoe zie je wanneer je passé composé en wanneer je imparfait gebruikt?

Slide 3 - Diapositive

de passé composé
de passé composé met avoir en être?

Slide 4 - Diapositive

Passé composé
wanneer gebruik je de passé composé?

Slide 5 - Diapositive

Le passé composé
1) De passé composé gebruik je om te zeggen dat iets al gebeurd is: een feit, een actie die alweer voorbij is. 
2) Eenmalig en het vond op een bepaald moment plaats (la semaine dernière (+ p.c.), ce matin (+p.c)
3) meestal van kortere duur




Slide 6 - Diapositive

Le passé composé
De passé composé gebruik je om te zeggen dat iets voorbij is. De passé composé bestaat uit een hulpwerkwoord:
avoir= hebben of être= zijn en een voltooid deelwoord (-é,-i, -u of onregelmatig voltooid deelwoord.

Slide 7 - Diapositive

Welke werkwoorden worden NIET met être vervoegd in de Passé composé?
A
commencer et être
B
rester et tomber
C
devenir et descendre
D
naître et mourir

Slide 8 - Quiz

imparfait-stam leid je af van de nous-vorm (présent)

Slide 9 - Diapositive

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?
A
ai, as, a ons, ez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
e, es, e, ons, ez, ent
D
a, ez, ont, ais, et

Slide 10 - Quiz

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
C'était
B
Nous chantons
C
Il y avait
D
Je voulais

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je  een imparfait?

1) Om een situatie , achtergrondinformatie van langere duur te beschrijven ( het weer, etc)
2) Om het uiterlijk of karakter van een persoon (of voorwerp )te beschrijven
3) om een gewoonte aan te geven ( tous les mardis, le matin à 8 heures..etc)

Slide 12 - Diapositive

Wat is een imparfait?
A
il finissait
B
il finit
C
il a fini
D
il va finir

Slide 13 - Quiz

Wat doet de imparfait?
A
beschrijving/gewoonte uit het verleden
B
een actie uit het verleden

Slide 14 - Quiz

Imparfait ou passé composé?

Waarvoor gebruik je de passé composé?
A
beschrijving decor
B
korte actie
C
langdurige handeling
D
terugkerende actie

Slide 15 - Quiz

ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré

Slide 16 - Quiz

vous (aller = gaan, passé composé)

passé composé
A
êtes allée
B
êtes allé
C
êtes allés
D
êtes allées

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Ga naar  verbuga.eu
Klik op essayer le nouveau Verbuga
OP DEZE SITE OEFEN JE MET: AVOIR- ALLER_ FAIRE- ÊTRE- & regelmatige  ER werkwoorden en IR-ww

Slide 20 - Diapositive

le passé simple est un temps du passé en français qui est seulement utilisé dans des textes littéraires  De passé simple komt voor in literaire teksten. Wij zouden de passé simple vertalen als imparfait.

Pas besoin de l'apprendre par coeur, il faut juste pouvoir le reconnaître dans les textes. -->herkennen is voldoende. Je hoeft de passé simple niet zelf te kunnen vormen.

Slide 21 - Diapositive

De passé simple kom je tegen in schrijftaal waar je zelf de passé composé zou gebruiken.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

NU GA JE NAKIJKEN!
KOMENDE DONDERDAGEN: 
BIJVOEGLIJKNAAM WOORD: *voor/ achter ZN?
* aanpassing aan het ZN (m/f    &  sing/plur.)
* let op bij 5 vormen : vieux - beau - nouveau
BIJWOORD 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Welke vorm is "Nous sûmes"
A
savoir, imparfait
B
être, imparfait
C
savoir, passé simple
D
être, passé simple

Slide 25 - Quiz