Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
timer
15:00
Slide 1 - Diapositive
Materiaalcheck
Lesdoelen
Hoe ging het huiswerk?
Herhaling
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig werken
Slide 2 - Diapositive
Je kunt vertellen welke waarden belangrijk zijn tijdens de lessen Nederlands
Je kunt vertellen hoe je aan waarden hebt gewerkt
Je hebt zicht op waar je staat met werkwoordspelling
Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd schrijven
Slide 3 - Diapositive
Materiaalcheck
Leg de volgende dingen op je tafel:
Je boek voor Nederlands (nieuw Nederlands)
Laptop
Minimaal 2 pennen
Schrift voor Nederlands
Leesboek of tijdschrift
Slide 4 - Diapositive
Gouden regels
Niet roepen door de klas, je steekt je hand op als je iets wil zeggen
Je behandelt elkaar met respect, je bent vriendelijk voor elkaar
Tijdens de les ben je bezig met het vak Nederlands, niet met andere dingen bijvoorbeeld op je laptop
Slide 5 - Diapositive
Wat verwacht ik van jullie
Respect
Veiligheid
Vriendelijkheid
Discipline
Slide 6 - Diapositive
Herhaling
Luister goed naar de zinnen
Schrijf de pv juist op
Slide 7 - Diapositive
Werkwoordspelling
Werkwoordspelling
Slide 8 - Diapositive
Wat weet je nog over de regels van TT ?
Slide 9 - Carte mentale
Wat weet je nog over de regels van VT ?
Slide 10 - Carte mentale
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
De pv ziet er in de tegenwoordige tijd zo uit:
enkelvoud ik-vorm ik loop, durf ik? zwem jij?
enkelvoud ik-vorm+ t jij/hij loopt, hij/zij rijdt, hij blaast
meervoud
hele werkwoord wij lopen, jullie durven, zij blazen
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Hij vind/ vint/ vindtdat leuk!
!
Hoe pak je het aan?
Hoor je dan een t aan het eind van loop of snap?
Hij snapt/ loopt
vervang vind in je hoofd door loop of snap
1
2
3
Als je geen T hoorde is vind ook zonder T
Als je wel een T hoorde is vind ook met T. Dus hij vindt
Slide 17 - Diapositive
Haal van het hele werkwoord -en af (je houdt dan de stam over).
Zit de laatste letter in 'T SeXy FoKSCHaaP?
Ja! Schrijf in de verleden tijd ik-vorm + te(n)
Nee! Schrijf in de verleden tijd ik-vorm + de(n)
Slide 18 - Diapositive
bereiden
bereiden -en = bereid
Zit de laatste letter in
't sexy fokschaap?
Nee, dus:
ik-vorm + de(n)
(ik) bereidde / (wij) bereidden
barsten
barsten -en = barst
Zit de laatste letter in
't sexy fokschaap?
Ja, dus:
ik-vorm + te(n)
(ik) barstte / (wij) barstten
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Mijn broer (kleden VT).... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kleette
D
kleedde
Slide 21 - Quiz
Hij (fietsen VT) ...... naar huis.
A
fietstte
B
fietsde
C
fietste
D
fietsten
Slide 22 - Quiz
Toen hij het winnende doelpunt maakte, ........ het publiek
A
juigde
B
juichde
C
juigte
D
juichte
Slide 23 - Quiz
Toen de afspraak uitliep, ...... Flip de laatste trein
A
miste
B
mistte
C
misde
D
misdte
Slide 24 - Quiz
Hij (antwoorden VT) ..... snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoortte
Slide 25 - Quiz
We werken online
Sommige van jullie oefenen extra met de persoonsvorm verleden tijd
Anderen gaan aan de slag met sterke/zwakke werkwoorden
timer
20:00
Slide 26 - Diapositive
lachen - lach
de h staat in 't ex-kofschip
lach+ te - hij lachte/ wij lachten
Staat de laatste letter van de stam in
't ex-kofschip dan moet je -te of -ten gebruiken
Slide 27 - Diapositive
Let op !
Het is nu belangrijk om eerst naar de stam te kijken
hele werkwoord verhuizen -en = stam : verhuizen
laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
dus de(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)
Slide 28 - Diapositive
Wat is er niet goed aan deze zin?
Wat is er niet goed aan deze zin?
Slide 29 - Diapositive
Welke 2 fouten staan in deze zin?
Slide 30 - Diapositive
Je komt een onbekend woord tegen in een tekst. Wat kun je doen?
Slide 31 - Question ouverte
Als je een onbekend woord in een tekst tegenkomt, wat is dan de beste manier om de betekenis ervan te achterhalen?
A
Het woord overslaan en verder lezen
B
Het woord opzoeken in een woordenboek
C
De betekenis van het woord afleiden uit de context van de zin
D
Het woord vervangen door een ander woord dat je kent
Slide 32 - Quiz
Zoek naar een betekenis (omschrijving van het onbekende woord. Wat is de betekenis van het woord coach? Iedere nieuwe leerling op school heeft een vaste begeleider uit een hogere klas. Zo'n coach helpt met allerlei schoolzaken
A
leerling
B
klasgenoot
C
docent
D
begeleider
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Diapositive
Nakijken
Afspraken over nakijken:
Alle antwoorden staan goed in je schrift
Gebruik een andere kleur pen
Werk netjes
Slide 35 - Diapositive
Nakijken
Slide 36 - Diapositive
We beginnen samen, daarna ga je zelfstandig werken.
Opdrachten: 3 en 4
Noteer het hoofdstuk, de blz. en het opdrachtnummer
Schrijf netjes en leesbaar
timer
20:00
Slide 37 - Diapositive
Wat heb je geleerd deze les?
Slide 38 - Question ouverte
Aan welke waarde ga je vandaag werken en hoe ga je dat doen?