4VWO Chapitre 2 A l'adverbe

Een bijvoeglijk naamwoord op -ENT wordt een bijwoord op: ...
(exemple: violENT)
A
-emment
B
amment
C
-ment
D
dit kan geen bijwoord worden
1 / 31
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Een bijvoeglijk naamwoord op -ENT wordt een bijwoord op: ...
(exemple: violENT)
A
-emment
B
amment
C
-ment
D
dit kan geen bijwoord worden

Slide 1 - Quiz

L'adverbe
Het bijwoord (adverbe) geeft meer informatie over:
Een werkwoord: Il crie fort

Een bijvoeglijk naamwoord: Ma tante est très gentille

Een bijwoord: Nous marchons très lentement.
Een hele zin: Malheureusementil pleut aujourd'hui



Slide 2 - Diapositive

Invariable !
Het bijwoord heeft een vaste vorm.
Elle répond poliment aux questions du professeur.
Il répond poliment aux questions du professeur.
Nous répondons poliment aux questions du professeur.
Vous répondez poliment aux questions du professeur.

Slide 3 - Diapositive

L'adverbe précise ...

Slide 4 - Diapositive

Vorming: -MENT
Basis: Je neemt het bijvoeglijk naamwoord + -ment
MAAR: dit kan alleen als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker.
vrai - vraiment                    poli - poliment
Eindigt het niet op een klinker DAN MAAK JE HET VROUWELIJK + -ment.
clair -> vrouwelijk: claire -> bijwoord: clairement
long -> vrouwelijk: longue -> bijwoord: longuement 
attentif -> vrouwelijk: attentive -> bijwoord: attentivement 
 

Slide 5 - Diapositive

Adjectif en -ant & -ent

Méchant -> méchamment (gemeen)
Étonnant -> étonnamment (verbazingwekkend)
Constant -> constamment (de hele tijd)
Patient -> patiemment (geduldig)
Différent -> différemment (anders)
Intelligent -> intelligemment (slim)
EXCEPTION: Lent -> lentement (langzaam)

Slide 6 - Diapositive

Cas spéciaux
Bon -> 
Meilleur ->
Mauvais ->
Gentil ->
Long ->
Rapide ->

Slide 7 - Diapositive

Cas spéciaux
Bon -> bien 
Meilleur -> mieux

Mauvais -> mal
Gentil -> gentiment
Long -> longuement / longtemps
Rapide -> rapidement / vite



La bonne femme chante bien
Le meilleur élève travaille mieux
Le mauvais élève travaille mal
La gentille fille aide gentiment
Le long voyage dure longtemps.
La Ferrari rapide roule vite

Slide 8 - Diapositive

wat is het bijwoord van LENT
A
lente
B
lentement

Slide 9 - Quiz

wat is het bijwoord van DIFFICILE
A
plus difficile
B
difficilement

Slide 10 - Quiz

wat is het bijwoord van PREMIER
A
premierment
B
premier
C
premièrement
D
première

Slide 11 - Quiz

Wat is het bijwoord van AUTRE?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het bijwoord van FACILE?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het bijwoord van SPORTIF?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het bijwoord van MÉCHANT?
A
méchantement
B
méchantment
C
méchantamment
D
dit is al een bijwoord

Slide 15 - Quiz

Maak het bijwoord van 'suffisant' (voldoende):

Slide 16 - Question ouverte

En nu in een zin!

Slide 17 - Diapositive

Laura a ... réussi son année.
A
facile
B
facilemant
C
facilement
D
facilemment

Slide 18 - Quiz

Cette question est ...
A
facile
B
facilemant
C
facilement
D
facilemment

Slide 19 - Quiz

Hussein Bolt court ...
A
rapidemant
B
rapide
C
rapidement
D
vite

Slide 20 - Quiz

C'est une Ferrari ...
A
rapidemant
B
rapide
C
rapidement
D
vite

Slide 21 - Quiz

Ce prof explique ... la grammaire.
A
calme
B
calmement

Slide 22 - Quiz

La classe est très ...
A
calme
B
calmement

Slide 23 - Quiz

Meestal eindigt een bijwoord op: ...

A
-emment
B
-amment
C
-ment
D
e, s, of es

Slide 24 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Mon frère chante bien.
B
Mon frère chante bon.

Slide 25 - Quiz

Welke zin is goed?
A
C'est un mauvais prof!
B
C'est un mal prof!

Slide 26 - Quiz

Welke van de twee is het bijwoord?
A
mieux
B
meilleur

Slide 27 - Quiz

Welke van de twee is het bijwoord?
A
vite
B
rapide

Slide 28 - Quiz

Maak het bijwoord van 'joli' (knap, mooi om te zien):

Slide 29 - Question ouverte

Maak het bijwoord van 'agressif':

Slide 30 - Question ouverte

Maak het bijwoord van 'heureux' (gelukkig):

Slide 31 - Question ouverte