Les 3.5 Bespreken schrijfopdracht en werkwoordspelling

Nederlands
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Welkom
  • Lesdoelen
  • Bespreken schrijfopdracht: klachtenbrief
  • Werkwoordspelling
  • Aan de slag 
  • Dilemma 

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:

  • heb je in duo's elkaars mail bekeken en beoordeeld a.d.h.v. het beoordelingsformulier
  • weet je hoe je jouw brief kunt verbeteren
  • heb je geoefend met werkwoordspelling verleden tijd

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordspelling

Slide 5 - Diapositive

De ham-vraag

Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:

heb ik te maken met een persoonsvorm???

Slide 6 - Diapositive

Waarom?
Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:

Hier is vorige week een ongeluk gebeur... Het is een gevaarlijk kruispunt. Best kans dat er nog een ongeluk gebeur..

Slide 7 - Diapositive

Hoe herken je de pv?
De pv past zich aan het onderwerp aan:

Ik neem een Big Mac.

Neem jij een Big Mac?

Hij neemT een Big Mac.

Wij nemEN een Big Mac.

Slide 8 - Diapositive

Hoe herken je de pv?
De pv verandert van tijd:

                                           

Ik neem een Big Mac.                                 Ik smul ervan.

Ik nam een Big Mac.                                    Ik smulde ervan.


Sterk werkwoord, want                              Zwak werkwoord, want

het verandert van klank.                            het verandert niet van
                                                                              klank.

Slide 9 - Diapositive

Hoe spel je de pv?

In de volgende twee overzichtjes zie je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm van een zwak werkwoord
 
in de verleden tijd moet spellen.

Slide 10 - Diapositive


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive



Slide 13 - Diapositive

de(n) of te(n)?

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't ex-kofschip.

  1.  hele werkwoord -en  = stam branden / surfen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: brand / surf
  3. nee: de(n): de(n)
  4. ja: te(n): te(n)
  5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 14 - Diapositive

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen

  1.  hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 15 - Diapositive

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed 
(en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).


Een lijst van de meest voorkomende sterke werkwoorden kun je via deze link vinden:

http://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=113

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Hij ___ (verven) het huis.
A
verfte
B
verfde

Slide 18 - Quiz

Ik ___ (shoppen) niet in de winkelstraat, maar ik ___ (surfen) op internet.
A
shopde - surfde
B
shopte - surfte
C
shopde - surfte
D
shopte - surfde

Slide 19 - Quiz


A
Goed
B
Fout - ontruimten
C
Fout - ontruimden
D
Fout - ontruimde

Slide 20 - Quiz

Hij ___ (melden) dat jouw mening zijn keuze ___ (beïnvloeden).
A
melde - beïnvloede
B
meldde - beïnvloedde
C
melde - beïnvloedde
D
meldde - beïnvloede

Slide 21 - Quiz

Voltooid deelwoord

Slide 22 - Diapositive


A
Goed
B
Fout - gemailet
C
Fout - gemailt
D
Fout - gemaild

Slide 23 - Quiz

Ik had ___ (beloven) hem de prijs te geven, maar hij heeft ___ (weigeren).
A
beloofd - geweigerd
B
belooft - geweigert
C
belooft - geweigerd
D
beloofd - geweigert

Slide 24 - Quiz

De kat heeft de bank kapot ___ (krabben) en nu hebben wij een nieuwe bank ___ (aanschaffen).
A
gekrabd - aangeschafd
B
gekrabt - aangeschaft
C
gekrabd - aangeschaft
D
gekrabt - aangeschafd

Slide 25 - Quiz


Er wordt
A
Goed
B
Fout - besteet
C
Fout - besteed

Slide 26 - Quiz

Aan de slag
  • Zie planning in Teams
  • E-mail met verzoek om informatie over zorgvrager
  • Oefenexamens bekijken

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Dit ga ik onthouden van deze les:

Slide 29 - Carte mentale