Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Een stelling kan:
1. Negatief geformuleerd zijn;
2. Positief geformuleerd zijn;
3. Gebaseerd zijn op twijfel.
Slide 1 - Diapositive
Noem de 2 soorten argumentatie.
Slide 2 - Question ouverte
Noem minimaal 3 verschillende soorten argumenten.
Slide 3 - Question ouverte
Argumentatieschema
Het geheel van argumenten en standpunt wordt een argumentatie genoemd. De aard van het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we argumentatieschema.
Slide 4 - Diapositive
Welk argumentatieschema wordt gebruikt in de volgende argumentatie?
Slide 5 - Diapositive
Hoe kun je nou denken dat je een goed cijfer gaat halen? Je bent gisteren pas begonnen met leren.
A
Autoriteit
B
Oorzaak-gevolg
C
Voordelen-nadelen
D
Voorbeeld
Slide 6 - Quiz
Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega's. Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij 's middags wel in de sportschool was.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden
Slide 7 - Quiz
Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër.
A
Voordelen-nadelen
B
Vergelijking
C
Kenmerk-eigenschap
D
Oorzaak-gevolg
Slide 8 - Quiz
Soorten argumentatie
Enkelvoudig
Nevenschikkend
Onderschikkend
Slide 9 - Diapositive
Aanvaardheid van argumentatie
a. Beoordeel de bron
b. Beoordeel de controleerbaarheid van de feiten
c. Beoordeel de aanvaardbaarheid van de waardering
Slide 10 - Diapositive
Kijk het filmpje
Beoordeel de argumentatie aan de hand van blz. 57 en 58.
Slide 11 - Diapositive
DROGREDEN
Hoe argumentatie ook totaal fout kan gaan
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Slide 14 - Diapositive
Overdrijving
- overdrijven van de voor- en nadelen
- drogreden van het hellend vlak
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
Welke drogreden werd door Prem gebruikt?
A
Verkeerde vergelijking
B
Bespelen van het publiek
C
Persoonlijke aanval
D
Onjuist beroep op autoriteit
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Vidéo
Welke drogreden gebruikt Gordon hier, naast de persoonlijke aanval?