Sem Sp 2 (primera lección)

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Programa para hoy
1. ¿Quién soy? ¿Quién eres? 
2. ¿Qué recuerdas del primer año? 
3. expectativas
4. Repasar el primer año

Slide 2 - Diapositive

¿Quién soy yo? 
mi ciudad, una característica, mis animales, mis gustos, un pasatiempo

Slide 3 - Diapositive

¿Quién eres tú?
nombre + ciudad + ?

Slide 4 - Diapositive

ZICH VOORSTELLEN
¿Cómo te llamas? = Hoe heet jij? --> Me llamo Julie
¿De dónde eres?= Waar kom jij vandaan? --> Soy belga
¿Cuántos años tienes? = Hoe oud ben jij? --> Tengo 14 años 
¿Dónde vives?= Waar woon jij? --> Vivo en Gante
¿Qué idiomas hablas?= Welke talen spreek jij? --> Hablo ..........




Slide 5 - Diapositive

lo que espera de tí
- una sonrisa en tu cara
- la buena voluntad para aprender

Slide 6 - Diapositive

Ik weet nog best veel van Spaans!
0100

Slide 7 - Sondage

Herhaling 
  • Lidwoorden
  • los verbos SER y ESTAR
  • Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 8 - Diapositive

Lidwoorden, geslacht, meervoud, enkelvoud
Vrouwelijke woorden eindigen met A
Mannelijke woorden eindigen met O
Uitzonderingen:
Woorden met E= mannelijk of beide (el restaurante, la estudiante, el estudiante)
Woorden met L= mannelijk // Woorden met N of D= vrouwelijk

Slide 9 - Diapositive

Lidwoorden, geslacht, meervoud, enkelvoud
een
Mannelijk enkelvoud= un
Mannelijk meervoud= unos
Vrouwelijk enkelvoud= una
Vrouwelijk meervoud= unas

Slide 10 - Diapositive

Lidwoorden, geslacht, meervoud, enkelvoud
de/het 
Mannelijk enkelvoud= el 
Mannelijk meervoud= los
Vrouwelijk enkelvoud= la
Vrouwelijk meervoud= las

Slide 11 - Diapositive

¿Qué palabra conoces?
(een woord met lidwoord dat de anderen niet zullen noteren)

Slide 12 - Carte mentale

SER
Je gebruikt het werkwoord SER voor permanente eigenschappen (wie je bent, je nationaliteit, je beroep)
Yo soy María (ik ben Maria)
Yo soy holandesa (Ik ben nederlands)

Slide 13 - Diapositive

Voornaamwoorden + SER
Yo soy --> Ik ben 
Tú eres --> Jij bent
Él / Ella es --> Hij/Zij is
Nosotros/Nosotras somos --> Wij zijn
Vosotros/Vosotras sóis --> Jullie zijn
Ellos/Ellas son --> Zij zijn

¡PIENSA! Zijn de persoonlijke voornaamwoorden nodig? 


Slide 14 - Diapositive

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Tú ............... una chica agradable.

Slide 15 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Yo ............... un alumno (-a) trabajador (a)

Slide 16 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Ella ............... profesora de historia.

Slide 17 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Nosotros ............... estudiantes graciosos (leuk)

Slide 18 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Ellas ............... Belgas.

Slide 19 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Ustedes ............... profes exigentes.

Slide 20 - Question ouverte

ESTAR
Je gebruikt ESTAR voor tijdelijke toestanden, gevoelens (hoe gaat het, hoe je voelt)
¿Cómo estás? (Hoe gaat het met jou?) 
Estoy bien (Ik stel het goed)
Estoy cansada (ik ben moe)

Slide 21 - Diapositive

ESTAR
Je gebruikt ESTAR ook voor ->  WAAR???? => zich bevinden
Waar is het?=¿Dónde está? -->Den Haag está en Holanda
Waar ben jij?=¿Dónde estás? --> Estoy en el colegio

Slide 22 - Diapositive

VOORNAAMWOORDEN + ESTAR
Yo estoy --> Ik ben 
Tú estás --> Jij bent
El / Ella está --> Hij/Zij is
Nosotros/Nosotras estamos --> Wij zijn
Vosotros/Vosotras estáis --> Jullie zijn
Ellos/Ellas están --> Zij zijn

Slide 23 - Diapositive

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: ¿Dónde ............... la piscina? (zwembad)

Slide 24 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Yo ............... en el colegio

Slide 25 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: El ............... enfermo (ziek)

Slide 26 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Señora ossi ............... contenta vernos.

Slide 27 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Nosotras ............... en nuestras casas

Slide 28 - Question ouverte

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: ¿Tu ............... en la playa?

Slide 29 - Question ouverte

Dos preguntas cotidianas
¿Cuál es la fecha de hoy?
las cifras de 1 hasta 31 y los nombres de los meses



Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

TENER
¿Qué tienes (tú) en tu mochila? (Wat heb jij in je rugzak?)
(Yo) Tengo un libro, un bolígrafo, un cuaderno (Ik heb een boek, een pen, een schrift)

Bedenk: Is het persoonlijk voornaamwoord altijd nodig?

Slide 32 - Diapositive

TENER (HEBBEN)
Yo tengo = Ik heb
Tú tienes = Jij hebt
El / Ella tiene = Hij / Zij hebt

Slide 33 - Diapositive