Gesprekken voeren_Show

GESPREKKEN VOEREN
Voorbereiding op het examen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

GESPREKKEN VOEREN
Voorbereiding op het examen

Slide 1 - Diapositive

Les vandaag
  • Uitleg examen Gesprekken voeren
  • Werken aan je verhaallijn voor je presentatie

Slide 2 - Diapositive

Tijdens het examen

WAT VOOR SOORT GESPREK VOER JE DAN?


Slide 3 - Diapositive

Vraaggesprek - Feedbackgesprek
Je voert het gesprek om advies te krijgen over je presentatie, om informatie te krijgen over hoe je het doet en je wilt de mening van de expert (presentatiedeskundige) horen. 

Slide 4 - Diapositive

  • Het is belangrijk dat je een actieve bijdrage levert aan het gesprek en dat je niet alleen korte antwoorden geeft. Je kan natuurlijk ook zelf het volgende punt van het gesprek inbrengen. Het is de bedoeling dat het gesprek lijkt op een normaal gesprek. Natuurlijk mag je een briefje met steekwoorden gebruiken om te zorgen dat je niets vergeet.
Het examen Gesprekken voeren

Slide 5 - Diapositive

Een vraaggesprek voeren
Doel = feedback krijgen op je presentatie

Eerste vraag: in plaats van te wachten totdat je feedback krijgt, open jij het gesprek. Geef dan specifiek aan waarop jij feedback wilt. Waarover wil jij precies iets te weten komen?


Slide 6 - Diapositive


  • Beurten nemen en bijdragen aan samenhang: Je kunt het gesprek op gang houden op een eenvoudige manier, bijvoorbeeld door niet direct te reageren, maar eerst goed naar de vraag te luisteren en te zorgen dat je deze begrijpt. Als jij praat, zorg je dat je een duidelijk verhaal vertelt dat de ander goed kan volgen. Je gebruikt daarbij veelvoorkomende voeg- en verwijswoorden, zoals want, maar, omdat, die, dat en wat.


Beoordeling examen Gesprekken voeren

Slide 7 - Diapositive

  • Afstemming op doel: Je reageert netjes en effectief op je gesprekspartner, zodat je het gespreksdoel bereikt.
  • Afstemming op gesprekspartner: Je past je woordgebruik en toon aan op je gesprekspartner en houdt daarbij rekening met de formele of informele situatie. Je ondersteunt je woorden met passend non-verbaal gedrag. 
  • Woordenschat en woordgebruik: Je hebt een goede woordenschat. Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik. Je gebruikt veelvoorkomende voorzetsels (zoals voor, achter, boven, door) vrijwel altijd goed.
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing: Je bent duidelijk verstaanbaar en spreekt woorden correct uit. Je spreektempo is normaal. Je laat zien dat je de grammatica redelijk beheerst doordat de meeste zinnen goed gevormd zijn. De werkwoordsvormen zijn over het algemeen correct.
Beoordeling examen Gesprekken

Slide 8 - Diapositive

Een vraaggesprek voorbereiden
  • Je bedenkt wat je wilt weten van je gesprekspartner > wat vond je moeilijk, waar wil je advies over van de presentatiedeskundige?
  • Schrijf de vragen die je wilt stellen op > je kunt uit onderwerpen kiezen of zelf onderwerpen bedenken
  • Zorg ervoor dat je vooral open vragen stelt. Dit zijn vragen waarbij de antwoordmogelijkheden niet vast staan.

Welke woorden gebruik je voor een open vraag?

Slide 9 - Diapositive

Open vragen
hoe, wat, welke

Hoe vind je de opening van mijn presentatie?
Wat kan ik het beste doen met mijn handen?
Wat vind je van mijn spreektempo?
Welke informatie spreekt het meeste aan?



Slide 10 - Diapositive

Gespreksvaardigheid
De beurt nemen
  • Meestal laat je jouw gesprekspartner uitpraten en reageer je daarna.
  • Soms moet je je gesprekspartner onderbreken --> als je partner niet ingaat op je vraag, te veel uitweidt, je wil verduidelijking vragen of bieden.
  • Als je de ander onderbreekt, doe je dat op een nette manier.

Slide 11 - Diapositive

Doorvragen
  • Als je tijdens een gesprek meer informatie wilt van je gesprekspartner, kun je doorvragen. Je stelt dan een vraag die ingaat op wat je gesprekspartner heeft gezegd. > dus

Slide 12 - Diapositive

Miscommunicatie
  • Soms kun je je gesprekspartner verkeerd begrijpen. Dit heet miscommunicatie. 
  • Om miscommunicatie te voorkomen, kun je controle vragen stellen. Je vat dan samen wat de ander heeft gezegd en vraagt of je samenvatting klopt. 

Slide 13 - Diapositive

Actieve gesprekshouding
  • Zit rechtop en draai je lichaam naar je gesprekspartner toe.
  • Neem een open houding aan: leg je armen ontspannen op tafel en maak handgebaren.
  • Maak oogcontact met je partner. Je kunt hummen en knikken om je gesprekspartner aan te moedigen door te praten. 

Slide 14 - Diapositive

Vraaggesprek afronden
  • Aan het einde van het gesprek ga je na of je genoeg informatie hebt. Controleer of al je vragen zijn beantwoord. 
  • Je geeft een samenvatting van het gesprek
  • Je vertelt wat je aan het gesprek hebt gehad voor je manier van presenteren
  • Als laatste sluit je het gesprek af door de ander te bedanken voor zijn tijd.  

Slide 15 - Diapositive

   geven en ontvangen

Slide 16 - Diapositive

Feedback: wat is het?
  • Een reactie op het gedrag of het werk.
  • Een top: het gedrag of het werk is goed. Je krijgt of geeft  een compliment.
  • Een tip: het gedrag of het werk kan jij of de ander verbeteren.

Slide 17 - Diapositive

Feedback geven en ontvangen
  • We kijken naar het filmpje op de volgende dia.


Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Tips feedback ontvangen
  • Word niet boos.
  • Vraag om een toelichting als iets niet duidelijk is.
  • Bedank de ander.
  • Doe iets met de feedback.

Slide 20 - Diapositive

Je weet nu:
Het doel van feedback geven is dat de ander hiermee zijn gedrag of werk kan verbeteren

En het doel van het examen is dat de presentatiedeskundige jou tips en tops geeft om je presentatie te verbeteren.

Je moet het gesprek voorbereiden.




Slide 21 - Diapositive

Aan de slag
Wat?
Maak je verhaallijn voor je presentatie
Hoe?
Door je spreekschema uit te werken en informatie te zoeken
Hulp?
Klasgenoot / docent/voorbeeld op Teams
Tijd?
Nu, de tijd die nog over is
Uitkomst?
Inleiding is in ieder geval af
Klaar?
Goed kijken, heb ik diepgang aangebracht? 

Slide 22 - Diapositive