Spelling v3 - van test naar toets

Spelling v3 - van test naar toets
Verschillende oefeningen
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling v3 - van test naar toets
Verschillende oefeningen

Slide 1 - Diapositive

Even oefenen 
Sommige/sommigen apparaten stonden er nog, maar vele/velen waren weggegooid.

Slide 2 - Diapositive

Even oefenen 
Sommige/Sommigen leerlingen komen altijd te laat.

Slide 3 - Diapositive

Even oefenen 
Vele/velen zullen zich in die vraag herkennen. 

Slide 4 - Diapositive

Schrijf tien zinnen. Ze moeten alle/ allen met een hoofdletter beginnen.
A
alle
B
allen

Slide 5 - Quiz

Ik vind van planten leuk dat sommige/ sommigen met de zon meedraaien.
A
sommige
B
sommigen

Slide 6 - Quiz

Enkele/ enkelen hebben vragen gesteld.
A
enkele
B
enkelen

Slide 7 - Quiz

Wel of geen N
alle/ allen - beide/ beiden - sommige/ sommigen - andere/ anderen
ZONDER -n als:
- er een ZN achter staat (alle oproerkraaiers)
- persoon waarnaar wordt verwezen staat in dezelfde zin
- verwijst niet naar personen ( zelfstandig gebruikt)

Slide 8 - Diapositive

Wel of geen N
alle/ allen - beide/ beiden - sommige/ sommigen - andere/ anderen

MET -n als:
- zelfstandig gebruikt + verwijst naar personen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
  • Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
  • Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 11 - Diapositive

(Engelse werkwoorden)
Hij (daten-vt)
A
deette
B
date
C
datede
D
datete

Slide 12 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 13 - Quiz

Afkortingen
Afkortingen zijn verkorte vormen van woorden, bijvoorbeeld 'bijv.' voor 'bijvoorbeeld'. 
Let op! Een afkorting schrijf je met een of meer punten: 
blz. (bladzijde), m.a.w. (met andere woorden), Z.K.H. (Zijne Koninklijke Hoogheid)

Slide 14 - Diapositive

Initiaalwoorden
Initiaalwoorden lijken op letterwoorden maar in tegenstelling tot een letterwoord spreek je het uit als losse letters: NS (Nederlandse Spoorwegen), wc (watercloset). 

Slide 15 - Diapositive

Letterwoorden
Letterwoorden zijn afkortingen die worden uitgesproken als woorden, zoals 'NATO' voor 'North Atlantic Treaty Organization'.
 Je schrijft een letterwoord zonder punten en je gebruikt een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt.
Je zegt: pin (=persoonlijk identificatienummer)
Je zegt: havo maar vwo letterwoord lukt niet.

Slide 16 - Diapositive

Symbolen
Symbolen zijn tekens die iets voorstellen, zoals '&' voor 'en' en '%' voor 'procent'.
De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken. Dit geldt ook voor het gebruik van hoofdletters of kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt:
– cm (centimeter), kg (kilogram), W (Watt).

Slide 17 - Diapositive

Benelux
o.v.v.
havo
kg
OM
afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting 
symbool 

Slide 18 - Question de remorquage

afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting
symbool
info

Slide 19 - Question de remorquage