11.05.24

Was machen wir heute?
1. Hausaufgaben: Übung 5 Seite 91; Übung 14 und 15 Seite 96 - 97; Übung 27 Seite 105; Übung 30 und 31 Seite 108 - 109; Übung 39 Seite 112; Lerne Wörter Kapitel 8 Seite 116-117
2. Üben mit Kapitel 8 und Schreiben 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Was machen wir heute?
1. Hausaufgaben: Übung 5 Seite 91; Übung 14 und 15 Seite 96 - 97; Übung 27 Seite 105; Übung 30 und 31 Seite 108 - 109; Übung 39 Seite 112; Lerne Wörter Kapitel 8 Seite 116-117
2. Üben mit Kapitel 8 und Schreiben 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Wort Übersetzung Wort Übersetzung
Tierpfleger dierenverzorger sitzen zitten
Käfig kooi versorgen verzorgen
Futter voer niedlich schattig
Art soort fressen vreten


Slide 3 - Diapositive

Übung 14 un 15
Plauderecke 

Slide 4 - Diapositive

Übung 27

Slide 5 - Diapositive

Aufgabe 30
1 Qualle kwal 5 Jaguar jaguar
2 Chamäleon kameleon 6 Dachs das
3 Igel egel 7 Reh ree
4 Wolf wolf

Slide 6 - Diapositive

Aufgabe 31

1 Fell
2 abrichten
3 sauber machen
4 Umwelt
5 Flügel
6 Natur
7 Schmetterling
8 Maus
9 Feder
10 Pferd

Slide 7 - Diapositive

Aufgabe 39
A
1 Henne – goack 2 Gockel – kikeriki 3 Pute – gugelugu
4 Taube – gurr 5 Katze – miau 6 Hund – wau wau 7 Schaf – määäh 8 Ziege – bäääh
9 Kuh – muuuh
10 Stier – bruuu
B
Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
In het Nederlands zegt een hond ‘woef woef’, in het Duits zegt hij ‘wau wau‘.


Slide 8 - Diapositive

Übersetze
NL - DU
DU - NL
1. de kameraad 
2. dik - dun
3. de staart
4. de hond uitlaten
5. de kooi
6. de soort
7. de muis
8. schoonmaken
9. de zalm 
10. het baasje
11. onbeholpen
12. het experiment
13. aaien
14. de dierenverzorger 
15. de tand
16. de kip
1. das Pferd
2. das Fell
3. niedlich
4. fressen
5. im Durchschnitt 
6. beißen
7. krank
8. die Spende
9. das Wildschwein
10. das Körbchen
11. sofort
12. die Umwelt 
13. die Kuh
14. friedlich
15. nervös
16. Gassi gehen

Slide 9 - Diapositive

1. Het baasje van de welp gaat met de hond wandelen (hond uitlaten).

Slide 10 - Question ouverte

De vuilnisbakkenras heeft een mand en zit in de mand.

Slide 11 - Question ouverte

Door de wetenschapper is deze zalm leergierig.

Slide 12 - Question ouverte

Deze dierenarts voert mijn kat.

Slide 13 - Question ouverte

Met het voedsel van deze dierenverzorger is jouw mier tegenwoordig verzorgd.

Slide 14 - Question ouverte

Haar ijsbeer doet haar na.

Slide 15 - Question ouverte

Uw kameraad heeft een neus, een poot, een oog en een bek.

Slide 16 - Question ouverte

Welke fokker aait hun giraffe?

Slide 17 - Question ouverte

Deze jager probeert met zijn konijn het proefdier te (zu) voeren.

Slide 18 - Question ouverte

Door de olifant ga ik naar de kooi.

Slide 19 - Question ouverte

Hij heeft een vel.

Slide 20 - Question ouverte

De vos is leergierig.

Slide 21 - Question ouverte

De vleugel van de roofvogel is beschadigd.

Slide 22 - Question ouverte

Het voer van een haas is dun.

Slide 23 - Question ouverte

De vuilnisbakkenras verzorgt zijn staart.

Slide 24 - Question ouverte

Hij aait hem.

Slide 25 - Question ouverte

Jullie zijn dadelijk bij hem.

Slide 26 - Question ouverte

Lesen und Schreiben 

Slide 27 - Diapositive