verschil in oplosbaarheid
voorbeeld: Ik heb een potje met natriumcarbonaat of calciumcarbonaat. Hoe weet ik welke in het potje zit?
Doe een schepje in een reageerbuis, water erbij.
Troebel: calciumcarbonaat (slecht oplosbaar)
Helder: natriumcarbonaat (goed oplosbaar)