9.6 Een zout herkennen

9.6 een zout herkennen
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

9.6 een zout herkennen

Slide 1 - Diapositive

Geef de formule van IJzer(III)chloride

Slide 2 - Question ouverte

Geef de formule van ammoniumfosfaat

Slide 3 - Question ouverte

Is deze stof goed oplosbaar?
ZnI2
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Geef de oplosvergelijking van
ZnI2

Slide 5 - Question ouverte

Als je mini-oplosbaarheidstabel alleen maar g heeft. Wat krijg je dan?
A
Een heldere oplossing waarin alle ionen opgelost zijn
B
Een troebele suspensie waarin een slecht oplosbaar zout is ontstaan

Slide 6 - Quiz

Hoe zou je koperfosfaat uit een vloeistof kunnen halen?
A
indampen
B
extraheren
C
filtreren
D
adsorberen

Slide 7 - Quiz

9.6 een zout herkennen

Slide 8 - Diapositive

Doelen
Je kunt een zout herkennen door onderzoek te doen naar het verschil in stofeigenschappen.
Je kunt van een aantal ionen opzoeken wat de bijbehorende vlamkleuring is.

Slide 9 - Diapositive

ijzer(II)sulfaat
ijzer(III)chloride
natriumcarbonaat
loodsulfide
kopernitraat

Slide 10 - Diapositive

koperionen (Cu2+) zijn blauw

Slide 11 - Diapositive

ijzer(III)ionen (Fe3+) zijn roodbruin

Slide 12 - Diapositive

Positieve ionen die verhit worden gaan licht uitzenden. Ieder ion zijn eigen kleur. 
(zie BINAS 38)

Slide 13 - Diapositive

verschil in oplosbaarheid
voorbeeld: Ik heb een potje met natriumcarbonaat of calciumcarbonaat. Hoe weet ik welke in het potje zit?

Slide 14 - Diapositive

verschil in oplosbaarheid
voorbeeld: Ik heb een potje met natriumcarbonaat of calciumcarbonaat. Hoe weet ik welke in het potje zit?

Doe een schepje in een reageerbuis, water erbij.
Troebel: calciumcarbonaat (slecht oplosbaar)
Helder: natriumcarbonaat (goed oplosbaar)

Slide 15 - Diapositive

verschil in oplosbaarheid
In een potje heb ik natriumfosfaat of natriumsulfaat. Hoe weet ik welke in het potje zit?

Slide 16 - Diapositive

verschil in oplosbaarheid
In een potje heb ik natriumfosfaat of natriumsulfaat. Hoe weet ik welke in het potje zit?

Beide zijn ze goed oplosbaar (want: natrium).

Slide 17 - Diapositive

verschil in oplosbaarheid
In een potje heb ik natriumfosfaat of natriumsulfaat. Hoe weet ik welke in het potje zit?
Het verschil zit in het negatieve ion: PO43- of SO42-


Slide 18 - Diapositive

verschil in oplosbaarheid
In een potje heb ik natriumfosfaat of natriumsulfaat. Hoe weet ik welke in het potje zit?
Het verschil zit in het negatieve ion: PO43- of SO42-

Zoek een + ion dat met de ene wel en met de ander niet een neerslag vormt.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

PO43-
 SO42-

Slide 21 - Diapositive

PO43-
 SO42-
g
s

Slide 22 - Diapositive

PO43-
 SO42-
Cu2+
g
s

Slide 23 - Diapositive

Geef de formule van de volgende stof:

Vanadium(III)sulfaat

Slide 24 - Diapositive

Klaar voor een moeilijke?

Slide 25 - Diapositive

Bij het maken van zandcement wordt gebruik gemaakt van calciumsilicaat, Ca3SiO5.
Geef de formule van het negatieve ion in deze stof.

Slide 26 - Diapositive

Aan de slag
LEES 9.6 een zout herkennen en MAAK de opdrachten

Slide 27 - Diapositive