Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Wat weet je nog over het zelfstandig naamwoord?
Slide 3 - Carte mentale
lesdoel:
- aan het einde van de les kunnen we bijvoeglijk naamwoorden benoemen en aanwijzen in een zin
- aan het einde van de les weten we wat voorzetsels en telwoorden zijn
Slide 4 - Diapositive
bijvoeglijk naamwoorden
een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Telwoorden
Gewone Telwoorden zijn 1, 2, 3 ...
Rangtelwoorden geven aan hoeveelste iets is.
Eerste, tiende, laatste
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
voorzetsels
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Hoe vind je een voorzetsel?
Je zet: het feest of de kast er achter
De jongen klimt op de kast
(voorzetsel = op)
Jantje gaat naar het feest
(voorzetsel = naar)
Slide 11 - Diapositive
Samengevat:
bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over zelfstandig naamwoorden
telwoorden zijn cijfers
voorzetsels zijn woorden waar je 'de kast' of 'het feest' achter kunt zetten
Slide 12 - Diapositive
Maken:
4.7 grammatica
opdracht 1 en 2
Daarna maak je wat de methode aangeeft!
Bij opdracht 2 tel je de fouten van opdracht 1 - en dan weet je welke opdrachten je moet gaan maken! Je krijgt twee lessen om alles af te maken van 4.7