economie H7

Hoofdstuk 7 eco
door veerle debie

40 vraagjes.
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare school

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 7 eco
door veerle debie

40 vraagjes.

Slide 1 - Diapositive

Wat is innovatie?
A
Het negeren van veranderingen
B
Het ontwikkelen van nieuwe ideeën en het toepassen hiervan
C
Het herhalen van bestaande processen
D
Het verminderen van efficiëntie

Slide 2 - Quiz

Welke overheidslaag is verantwoordelijk voor het bouwen van fietspaden?
A
Gemeentelijke overheid
B
Rijksoverheid
C
Provinciale overheid
D
Waterschappen

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van overheidslagen in Nederland, van hoog naar laag?
A
Waterschap, Gemeente, Provincie, Rijksoverheid
B
Gemeente, Rijksoverheid, Provincie, Waterschap
C
Provincie, Waterschap, Gemeente, Rijksoverheid
D
Rijksoverheid, Provincie, Gemeente, Waterschap

Slide 4 - Quiz

Kasper is lid van een voetbalclub rkivv, aan contributie betaalt hij $251, door subsidie is dat 80% van de normale contributie... bereken hoeveel de contributie zonder subsidie is

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een voorbeeld van een bedrijf uit de particuliere sector?
A
De gemeente Amsterdam.
B
Albert Heijn.
C
De Belastingdienst.
D
De politie.

Slide 6 - Quiz

Leg in je eigen woorden uit wat privatisering betekent

Slide 7 - Question ouverte

leg uit wat dit plaatje te maken heeft met marktwerking.







deze vraag is klassicaal

Slide 8 - Diapositive

welk woord mist in de tekst

onderwijs, gezondsheidzorg, straatverlichting enc. je noemt deze voorzieningen "................." .
A
particuliere goederen
B
commerciele goederen
C
collectieve goederen
D
voordeel goederen

Slide 9 - Quiz

collectieve sector

Slide 10 - Carte mentale

privatisering is als aanbieders van producten concurren met elkaar op kwaliteit en prijs.
A
FOUT
B
JUIST

Slide 11 - Quiz

leg uit wat sociale voorzieningen zijn.

Slide 12 - Question ouverte

volksverzekering is een waar iedere inwoner in bepaalde gevallen recht op heeft. bijvoorbeeld "....." en "......".

2 antwoorden zijn goed
A
AOW
B
WW
C
ANW
D
WIA

Slide 13 - Quiz

Wat is het doel van het solidariteitsbeginsel?
A
Het bevorderen van ongelijkheid en onrechtvaardigheid
B
Het bevorderen van competitie en winst
C
Het bevorderen van individualisme en egoïsme
D
Het bevorderen van gelijkheid en rechtvaardigheid

Slide 14 - Quiz

Welke werknemersverzekering biedt dekking bij ongevallen die tijdens het werk plaatsvinden?
A
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
B
Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering
C
Rechtsbijstandverzekering
D
Inboedelverzekering

Slide 15 - Quiz

Volksverzekeringen
Werknemersverzekeringen
AOW
WIA
ANW
WW

Slide 16 - Question de remorquage

Het minimumbedrag dat je nodig hebt om van te kunnen leven en dat door de overheid wordt vastgesteld.
Sociale verzekeringen voor mensen die in loondienst werken of gewerkt hebben. Voorbeelden zijn WW en WIA.
Sociale verzekeringen voor alle inwoners. Voorbeelden zijn AOW, Anw en Wlz.
Het aantal ouderen in de totale bevolking neemt toe en de gemiddelde leeftijd van de bevolking stijgt.
Sociaal minimum
Volksverzekeringen
Werknemers- verzekeringen
Vergrijzing

Slide 17 - Question de remorquage

wat word bedoeld met actieven?
A
mensen die voor andere mensen inkomens zorgen
B
mensen die sparen voor een bepaald doel
C
mensen die geen inkomen maken
D
mensen die voor hun eigen inkomen werken

Slide 18 - Quiz

als het aantal niet-actieven toeneemt dan het aantal actieven, dan moeten de sociale premies omhoog, leg uit waarom dat is.

Slide 19 - Question ouverte

Werkgever
Werknemer
Loonbelasting
Premies volksverzekeringen
Loonheffingen
Pensioenpremie
Premies werknemersverzekeringen

Slide 20 - Question de remorquage

zie je hier actieven of niet-actieven mensen?

Slide 21 - Question ouverte

BV"s en NV''s betalen "................."
over hun winst.
A
vennootschapsbelasting
B
inkoopbelasting
C
loonbelasting
D
btw

Slide 22 - Quiz

loonbelasting

Slide 23 - Carte mentale

Noem twee directe belastingen.

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het doel van indirecte belastingen?
A
Het genereren van inkomsten voor de overheid.
B
Het beschermen van de consumentenrechten.
C
Het verminderen van de vraag naar goederen en diensten.
D
Het bevorderen van economische groei.

Slide 25 - Quiz

Welke belasting wordt beschouwd als een indirecte belasting?
A
Erfbelasting
B
Inkomstenbelasting
C
Vermogensbelasting
D
BTW

Slide 26 - Quiz

Subsidies
Accijns
Niet 
belasting-ontvangsten

Slide 27 - Question de remorquage

De overheid heft accijns op rookwaren.
Noem nog twee productgroepen waarop de overheid accijns heft.

Slide 28 - Question ouverte

1) De btw ontvangsten zijn € 47,8 miljard. Hoeveel % is dat van de indirecte belastingen?
2) Hoeveel betaalt een gezin gemiddeld aan btw? (7,5 mln gezinnen)

Slide 29 - Question ouverte

Wat is de Belastingdienst?
A
Een overheidsinstantie die subsidies verstrekt.
B
Een particuliere organisatie die belastingen int.
C
Een overheidsinstantie die belastingen int.
D
Een overheidsinstantie die leningen verstrekt.

Slide 30 - Quiz

Wie betaalt er inkomstenbelasting?

Slide 31 - Question ouverte

Wie controleert de rijksbegroting?
A
De Algemene Rekenkamer.
B
Buitenlandse toezichthouders.
C
De Eerste en Tweede Kamer.
D
De regering.

Slide 32 - Quiz

Wat staat er in de miljoenennota?

Slide 33 - Question ouverte

Sleep het juiste begrip naar de bijbehorende definitie.
Overzicht met de inkomsten en uitgaven van de regering in het komende jaar.


Rijksbegroting
Miljoenennota
Samenvatting van de rijksbegroting.



Slide 34 - Question de remorquage

De rentelasten van de staatsschuld zijn 5,2 miljard euro. Er wordt 1,5% rente betaald over de staatsschuld. Bereken de totale staatsschuld. rond af op 1 decimaal.

Slide 35 - Question ouverte

Wat zijn de gevolgen van een staatsschuld voor de rijksbegroting?

Slide 36 - Question ouverte

Welke belasting is de grootste bron van overheidsinkomsten in Nederland?
A
BTW
B
Accijns
C
Toeristenbelasting
D
Inkomstenbelasting

Slide 37 - Quiz

Wat is een begrotingstekort en hoe kun je een begrotingstekort beperken?

Slide 38 - Question ouverte

Wat kan de overheid doen tegen een begrotingstekort?

Slide 39 - Question ouverte

Wat zou er met het begrotingsoverschot gebeuren als Duitsland zou investeren in de auto industrie?

Slide 40 - Question ouverte

Begrotingsoverschot
Begrotingstekort
Lenen
Sparen
Rente ontvangen
Rente betalen

Slide 41 - Question de remorquage

Wat is de definitie van staatsschuld?
A
Het totaalbedrag aan geld dat een land aan schulden heeft.
B
Het bedrag dat een land heeft uitgegeven aan defensie.
C
Het aantal inwoners van een land.
D
Het bedrag aan belastingen dat een land per jaar int.

Slide 42 - Quiz

klaaaarr

Slide 43 - Diapositive