t2c 26.09.23

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Herhaling grammatica hoofdstuk 1

t2c

Persoonlijk voornaamwoord

er

1. hij
2. het
3. wij
4. jij

sie

1. jij
2. zij
3. u
4. jullie

ihr

1. wij
2. jullie
3. u
4. ik

werkwoorden vervoegen

(kaufen) Ich ............. ein neues Handy.

(tanzen) Wir .................. am liebsten Salsa.

(heißen) Er ................... Theo.

(wohnen) Du ............. in Nimwegen.

(spielen) Ihr .............. Fußball.

(grüßen) Warum .............. du ihn nicht?

(reisen) Her Müller, ............. Sie gern?

haben en sein

(haben) Ich ........... das nicht gemacht.

(sein) Wir ............ zu Hause.

(haben) Hannah .......... einen Bruder.

(sein) Ich ............. 14 Jahre alt.

(haben) ........... ihr ein Haustier?

(sein) Du .............. sehr nett.

Getallen

Schrijf voluit: 9

Schrijf voluit: 17

Schrijf voluit: 21

Schrijf voluit: 34

Schrijf voluit: 60

Schrijf voluit: 100

W-vraagwoorden

Hoe vertaal je 'wie' naar het Duits?

1. wie
2. wer
3. hoe
4. wann

Hoe vertaal je 'waar' naar het Duits?

1. wo
2. wieso
3. wann
4. wie

Hoe vertaal je 'wat' naar het Duits?

1. was
2. wer
3. wohin
4. wie

Hoe vertaal je 'waarvandaan' naar het Duits?

1. wohin
2. wieso
3. woher
4. weshalb

Bezittelijk voornaamwoord

mijn

1. unser-
2. sein-
3. dein-
4. mein-

jullie

1. eu(e)r-
2. ihr-
3. unser-
4. sein-

haar

1. dein-
2. ihr-
3. eu(e)r-
4. sein-

Wanneer komt er een 'e' achter het bezittelijk voornaamwoord?

1. Wanneer het woord erna vrouwelijk is.
2. Wanneer het woord erna mannelijk is.
3. Wanneer het woord erna onzijdig is.
4. Wanneer het woord erna meervoud is.

(jouw) Ist das ............. Freund?

(zijn) ............. Mutter ist immer fröhlich.

(hun) Das ist ............ Vater.

(mijn) Das sind ............. Eltern (ouders).

Rangtelwoorden

Schrijf het rangtelwoord voluit: 1e

Schrijf het rangtelwoord voluit: 7e

Schrijf het rangtelwoord voluit: 19e

Schrijf het rangtelwoord voluit: 20e

Schrijf het rangtelwoord voluit: 27

das Ende