Herhaling onderbouw

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Begrijpend lezen H4

Wat weet je nog van leerjaar 1, 2 en 3?

- Wat weet je nog van vorig jaar?

Waarom herhalen? 

-Je krijgt de rest van je leven nog allerlei teksten voor ogen

-Het is fijn als je die goed begrijpt

-Om teksten goed te begrijpen, moet je scherp zijn op een aantal zaken

Hoe dan?

Vraag je bijvoorbeeld eerst af waar de tekst over gaat 

Wat wordt hierover gemeld? 
Welke zinnen zijn belangrijk? 
Wat is het verband tussen allerlei tekstgedeeltes? 
Wat is de allerbelangrijkste zin van de tekst?

Wat wil de schrijver eigenlijk? 

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?

Wat zijn signaalwoorden ook alweer?

Welke tekstverbanden ken je nog?

Wat is een deelonderwerp?

1. De titel van een alinea
2. Kort opgeschreven waar de tekst over gaat.
3. Waar een deel van de tekst over gaat.
4. Waar de inleiding over gaat.

Wat is de hoofdgedachte?

1. Waar de belangrijkste alinea's over gaan.
2. In 1 of een paar woorden waar de tekst over gaat.
3. Het belangrijkste van de hoofdpersoon uit de tekst.
4. Het belangrijkste van de tekst in één zin.

Noem vier tekstdoelen:

Noem een tekstsoort bij overtuigen.

Welk signaalwoord hoort NIET bij een chronologisch verband?

1. vroeger
2. weliswaar
3. dadelijk
4. daarna

Welk signaalwoord hoort NIET bij een toelichtend verband?

1. bijvoorbeeld
2. zoals
3. denk aan
4. in vergelijking met

Leg uit wat het verschil is tussen een hoofdzaak en een bijzaak.

Leg uit wat een kernzin is.

Het signaalwoord 'echter' geeft een ... aan.

1. Redengevend verband
2. Tegenstellend verband
3. Opsommend verband
4. Concluderend verband

Het signaalwoord 'bovendien' geeft een ......... tekstverband aan

1. Chronologisch
2. Redengeven
3. Opsommend
4. Concluderend

Het signaalwoord 'dus' geeft een ........ tekstverband aan

1. Redengevend
2. Oorzakelijk
3. Tegenstellend
4. Concluderend

Vaste tekststructuren

Hoofdstuk 1 - Lezen

Vaste structuur

De meeste teksten hebben een:

-inleiding

- middenstuk (kern)

-slot

Ze hebben vaak een vaste structuur.

Waarom?

• Om teksten goed en snel samen te kunnen vatten.
  
• Om zelf duidelijke teksten te schrijven.
  

Wat is een tekststructuur?

1. Is een tweedeling: inleiding en midden
2. Is een manier om het middenstuk in te delen.
3. Een manier om een tekst te lezen
4. Vaste indeling inleiding-midden-slot

Hoe heet de volgende tekststructuur?

Inleiding: onderwerp

Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp

Slot: samenvatting

1. Aspectenstructuur
2. Onderwerpstructuur
3. Voor- en nadelenstructuur
4. Vraag- en antwoordstructuur

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?

1. Vraag-antwoordstructuur
2. Probleem-oplossingsstructuur
3. Argumentatiestructuur
4. Verklaringsstructuur

Welke vaste tekststructuur is zeker NIET geschikt voor een uiteenzetting?

1. Een aspectenstructuur
2. Een vraag-antwoord-structuur
3. Een argumentatie-structuur
4. Een verklaringstructuur

Wat is de tekststructuur voor een betoog?

1. Aspectenstructuur
2. Argumentatiestructuur
3. Verklaringstructuur
4. Voor- en nadelenstructuur

Een tekst kan altijd maar één tekststructuur hebben.

1. waar
2. niet waar

De alinea

• Een tekst is verdeeld in alinea's.
• De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je de kernzin.
• De kernzin is vaak de eerste, tweede of de laatste zin van een alinea!

 Tekstverbanden

• Zinnen in een tekst staan met elkaar in verband. Zinnen die bij elkaar horen vormen samen alinea's. 
  
  
• In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen, dit noem je tekstverband. Enkele voorbeelden: chronologisch tekstverband, concluderend tekstverband, opsommend tekstverband. 
  
  
• De verbanden tussen de zinnen en alinea's herken je aan signaalwoorden-

Signaalwoorden

• Geven het verband aan tussen zinnen en alinea's
• Geven belangrijke informatie over de opbouw van een tekst
• Verbanden:

     - opsommend                                       

     - tegenstellend                                       -redengevend

     - oorzakelijk                                            - toegevend

     -  voorwaardelijk                                    - chronologisch
       - samenvattend

     - toelichtend                                            - concluderend

                   

Stappenplan

-De theorie op pagina 25 in je lesboek biedt een handig stappenplan

-Neem dit door voordat je begint aan de weektaak en pas het toe tijdens het maken van de opdrachten. 
-Tip: lees altijd 'met de pen in de hand'! Dus onderstreep, markeer, noteer, enz.

Aan het werk!

Zie de Powerpoint.