1.8 spelling aanhalingstekens,

Lezen
timer
10:00
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Nederlands

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:

wanneer je leestekens gebruikt en aanhalingstekens gebruikt;
hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft;
20 dicteewoorden.

Slide 2 - Diapositive

leestekens

Slide 3 - Carte mentale

punt .
de punt zet je aan het eind van een gewone zin


voorbeeld:
We beginnen vandaag met de kookles.

Slide 4 - Diapositive

vraagteken ?
 dat zet je aan het eind van een vraagzin


 voorbeeld:
Heeft iedereen de uitleg begrepen?

Slide 5 - Diapositive

uitroepteken !
 dat zet je na een uitroep


voorbeeld:
Doe voorzichtig met dat scherpe mes!

Slide 6 - Diapositive

komma , 
Een komma gebruik je bij:

1 bij een opsomming
2 als je iemand aanspreekt
3 tussen twee persoonsvormen
4 voor
voegwoorden zoals want, maar, omdat

Slide 7 - Diapositive

voorbeelden:
1 Meng de komkommer met de sla, de tomaten, de uitjes en de dressing.
2 Rachida, kun je mij het bestek aangeven?
3 Als je klaar bent, mag je het gerecht opeten.
4 Het gerecht was heerlijk, want ik had het zelf gemaakt

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Lien

aanhalingstekens

Slide 10 - Carte mentale

aanhalingstekens
1. Als je een gesprek opschrijft zoals het gezegd wordt.

 
De coach zei: ‘We gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd.’
Let op: je zet het laatste aanhalingsteken ná het leesteken.
.

Slide 11 - Diapositive

  2.Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt.

De uitspraak ‘Meedoen is belangrijker dan winnen’ hoort bij de Olympische Spelen.

3.Als je een woord speciale aandacht wilt geven

Slide 12 - Diapositive

aan de slag met 
opdracht 1 en 16 f maak je in de les samen van 1.8
daarna ga je aan het werk met opdracht 1 t/m 8 van 1.8

Slide 13 - Diapositive