Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom 4h!
> Wie ben ik
> Regels & Afspraken
> Programma, stand van zaken
Slide 1 - Diapositive
Herhaling H1
Vandaag:
> Test Lessonup H1
> Maken op weg naar het examen bladzijde 37 en 38 (volgende week af)
Slide 2 - Diapositive
Wat is een budgetlijn?
A
Lijn die mogelijkheden aangeeft van een activiteit
B
Lijn die mogelijkheden aangeeft van een bedrijf
C
Lijn die mogelijkheden aangeeft van de overheid
D
Lijn die mogelijkheden aangeeft van een te besteden bedrag
Slide 3 - Quiz
Chartaal geld
Giraal geld
Slide 4 - Question de remorquage
vaste lasten
dagelijkse uitgaven
incidentele uitgaven
Slide 5 - Question de remorquage
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Boodschappen
Telefoonrekening
Reparatie wasmachine
Slide 6 - Question de remorquage
De budgetlijn verandert en wordt budgetlijn B. Wat is hiervoor een mogelijke oorzaak of zijn hiervoor mogelijke oorzaken?
A
De prijzen van spoorwegen en van snelwegen zijn met 20% gestegen.
B
Het budget is met 20% gedaald.
C
De prijzen van spoorwegen en van snelwegen zijn met 20% gedaald
D
De prijzen van spoorwegen en van snelwegen zijn met 25% gedaald.
Slide 7 - Quiz
Elsbeth krijgt €55,-- zakgeld per maand. Haar telefoonabonnement is €11,50. Hoeveel % van haar zakgeld besteed ze aan haar telefoonabonnement? Rond af op 1 decimaal en schrijf je berekening op.
Slide 8 - Question ouverte
Abonnement van Spotify hoort bij de ....
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven
Slide 9 - Quiz
De wisselkoers van 1 euro t.o.v. de dollar wisselkoers kopen: $1,30 Wisselkoers verkopen: $1,45 Je gaat op vakantie naar Amerika. Hoeveel dollar krijg je voor 300 euro?
A
$435
B
$231
C
$207
D
$390
Slide 10 - Quiz
Wat is een wisselkoers?
A
geeft geen verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan
B
geeft de verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan
C
geeft de verhouding tussen de euro en euro aan
D
geeft de verhouding tussen de vreemde valuta en vreemde valuta aan
Slide 11 - Quiz
Wat is een kenmerk van een schaars product?
A
Oneindig
B
Zeldzaam
C
Er is weinig van
D
Er zijn middelen nodig om het te maken
Slide 12 - Quiz
Wat is onjuist?
A
Vrije goederen zijn gratis
B
Hoe schaarser een product hoe hoger de prijs van het product
C
Wind is een voorbeeld van een schaars goed
D
Prioriteiten stellen doe je wanneer je niet genoeg middelen hebt
Slide 13 - Quiz
Als de wisselkoers van de euro stijgt ....
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
blijft onze concurrentiepositie gelijk
Slide 14 - Quiz
Als de wisselkoers daalt ...
A
daalt de export van dat land.
B
stijgt de export van dat land.
Slide 15 - Quiz
Wisselkoers is de prijs van vreemd geld
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Wat is welvaart in enge zin ?
A
hoeveel tijd je hebt
B
hoeveel bezittingen je hebt
C
je koopkracht
D
hoe gelukkig je bent
Slide 17 - Quiz
Wat is de beste omschrijving van schaarste
A
Schaarse producten zijn zeldzaam
B
Door schaarste kunnen mensen bijna niks kopen
C
Door oneindige behoeften mensen en beperkte middelen ontstaat schaarste
D
Schaarste ontstaat doordat mensen te weinig willen kopen met de vele middelen die zij hebben.
Slide 18 - Quiz
Welvaart in ruime zin ...
A
de mate waarin je in je behoefte kunt voorzien
B
is de mate waarin je gelukkig bent
C
wat is je geld waard
D
is altijd minder dan de welvaart in enge zin
Slide 19 - Quiz
Kijk je met economische groei naar de welvaart in ruime zin of de welvaart in enge zin?
A
Welvaart in enge zin
B
Welvaart in ruime zin
C
Geen van beiden
D
Allebei
Slide 20 - Quiz
Welk product is niet schaars?
A
de tafels in het lokaal
B
de kleding die je draagt
C
de zuurstof die je inademt
D
de computer op het bureau
Slide 21 - Quiz
Aan de slag: bladzijde 37 & 38
in fluistermodus
Huiswerk voor volgende week.
In fluistermodus. Heb je een vraag? Fluister samen met je buurman/buurvrouw. Ik loop rond.