Present Simple v Present Continuous

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Wat is de
Present Simple?

Leerdoelen

1. Ik weet wanneer ik de Present Simple moet gebruiken.
   
   
2. Ik weet hoe de Present Simple gemaakt wordt.

*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Wat is de
Present Continuous?

Leerdoelen

1. Ik weet wanneer ik de Present Continuous moet gebruiken.
   
   
2. Ik weet hoe de Present Continuous gebruikt wordt.

*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Present Simple

Wanneer?

- Het is tegenwoordig (Present).

- Het is een: gewoonte of feit.

every day, every Saturday, every week,

always, never, sometimes

Schrijf een signaalwoord op,
voor de Present Simple

Present Simple

Hoe?

I walk to school.

He walks to school.

He / She / It = ww + s.

Present Simple

He / She / It = ww + s.

- He walks to school.

- She talks a lot.

- My friend likes football.

Geef een voorbeeld waarmee
He, She of It
vervangen kan worden.

Present Simple

He / She / It = ww + s.

- My friend likes football.

- My cousin misses his bus every day.

- My mother watches television.

eindigt met -s = ww+es

Present Simple: Samengevat

Wanneer?

- Tegenwoordige tijd

- Gewoonte of feit

Hoe?

I walk to school.

My brother walks to school.

He / she / it +s

Present Continuous

Wanneer?

- Het is tegenwoordig (Present)

- Je praat over: nu of op dit moment

listen!, look!, 

now, at this moment,

at the moment, right now, shhh...

Schrijf een signaalwoord op,
voor de Present Continuous

Present Continuous

Hoe?

- I am walking to school. (walk).

- I am making food. (make).

- We are stopping the crime. (stop).

am/are/is - ww+ing

Zet deze woorden in de Present Continuous:
- Walk
- Hope
- Sit

Present Continuous: To Be

I am

You are

He / She / It is

We are

You are

They are

You _____ speaking to an officer.

1. am
2. are
3. is

Present Continuous: Samengevat

Wanneer?

- Het is tegenwoordig (Present).

- Je praat over nu, op dit moment

Hoe?

onderwerp - am / are / is - ww+ing

Present Simple: Samengevat

Wanneer?

- Tegenwoordige tijd

- Gewoonte of feit

Hoe?

I walk to school.

He walks to school. --> He / she / it

Present Continuous: Samengevat

Wanneer?

- Het is tegenwoordig (Present).

- Je praat over nu, op dit moment

Hoe?

onderwerp - am / are / is - ww+ing

My mother works five days per week.

1. Present simple
2. Present continuous

I am walking my dog at the moment.

1. Present simple
2. Present continuous

I love music.

1. Present simple
2. Present continuous

My uncle watches TV every Sunday.

1. Present simple
2. Present continuous

My brother is playing Fortnite now.

1. Present simple
2. Present continuous

Look! The car is falling in the water.

1. Present simple
2. Present continuous

Aan de slag

Oefening 1

Oefening 2

Oefening 3

Leerdoelen

1. Ik weet wanneer ik de Present Simple moet gebruiken.
   
   
2. Ik weet hoe de Present Simple gemaakt wordt.

*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Leerdoelen

1. Ik weet wanneer ik de Present Continuous moet gebruiken.
   
   
2. Ik weet hoe de Present Continuous gebruikt wordt.

*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Begrippen uit deze les

Begrippen uit deze les

Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen