Les 8 dinsdag 24 september

Les 8 dinsdag 24 september
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Les 8 dinsdag 24 september

Slide 1 - Diapositive

Programma
- Lezen
10 min
-Formatieve check 'Woordsoorten'
10 min
- Huiswerk + woordenschat
10 min
- Spannende verhalen
15 min
- Oefenen
30 min
-Afsluiting
5 min

Slide 2 - Diapositive

Lezen
Je pakt je leesboek voor je, we beginnen met klassikaal lezen!





Slide 3 - Diapositive

Formatieve check
Klik op de onderstaande link om de check te maken:


Als je klaar bent kan je de check inleveren. 

Slide 4 - Diapositive

Hoeveel punten heb je behaald bij deze check?
015

Slide 5 - Sondage

Ik kan mijzelf verbeteren door het volgende te doen:
Ik leer/oefen nog een keer uit welke woordsoorten er allemaal zijn. 
Ik leer/oefen nog een keer om woordsoorten in een zin te herkennen. 
Ik leer/oefen nog een keer om zelf zinnen te bedenken met de woordsoorten. 

Slide 6 - Question de remorquage

Bespreken opdrachten 
Antwoorden komen ook in Classroom. 

Woordsoorten paragraaf 5 > bladzijde 124 t/m 129
Opdracht 1 t/m 6 + opdracht 7, 8 en 10!

Slide 7 - Diapositive

Woordenschat oefenen

Slide 8 - Diapositive

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat het einde van een zin benoemt.
B
Een zelfstandig naamwoord is een woord waarmee je een persoon, dier, ding of begrip benoemt.
C
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een eigenschap benoemt.
D
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een handeling aanduidt.

Slide 9 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 10 - Quiz

'veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over .
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord (

Slide 11 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 12 - Quiz

Wat is een ander woord voor ravotten?
A
Stoeien
B
Plagen
C
Pesten
D
Rennen

Slide 13 - Quiz

Wat is een synoniem voor 'acceptabel'?
A
Middelmatig en matig
B
Aanvaardbaar
C
Onacceptabel
D
Verwerpelijk

Slide 14 - Quiz

Hoe zou je 'vooruitstrevend' kunnen definiëren?
A
Vernieuwend
B
Ouderwets
C
Behoudend
D
Onveranderlijk

Slide 15 - Quiz

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kent enkele spannende genres en verteltechnieken voor spanning in verhalen.
  • Je kent verteltechnieken voor spanning in een verhaal herkennen.
  • Je kan uitleggen waardoor een verhaal spannend wordt.
  • Je kan een spannend fragment schrijven. 

Slide 16 - Diapositive

Welk boek vind jij heel spannend en waarom?

Slide 17 - Question ouverte

Welke film/serie vind jij heel spannend en waarom?

Slide 18 - Question ouverte

Welke manieren ken jij al waarmee schrijvers een verhaal spannend kunnen maken?

Slide 19 - Carte mentale

Verteltechnieken schrijvers
* Vooruitwijzing
* Spanningsboog
* Vertragen
* Cliffhanger

Slide 20 - Diapositive

1. Vooruitwijzing

Als lezer weet je dat er gevaar dreigt, maar het personage weet dat nog niet.

Bijvoorbeeld >
Bij een titel als "De moord op Queen T, weet je als lezer dat deze Queen T vermoord zal worden, maar personage weet dit niet. 

Slide 21 - Diapositive

2. Spanningsboog
De spanning in een verhaal wordt vaak langzaam opgevoerd, om zo naar een hoogtepunt  te gaan. 

Bijvoorbeeld > 
Personages zijn op de vlucht, weten te ontsnappen en zijn even veilig. Maar dan heeft de achtervolger ze weer gevonden en begint er weer een nieuwe spanningsboog. 

Slide 22 - Diapositive

3. Vertragen
Een spannende scène wordt uitgerekt om de gebeurtenis zo lang mogelijk te laten duren. 

Bijvoorbeeld > 
Er wordt op de deur gebonsd, maar het personage doet de deur niet direct open. 

Slide 23 - Diapositive

4. Cliffhanger
Net voor de ontknoping van een scène is de aflevering afgelopen, of wordt er overgeschakeld naar een andere scène. 

Bijvoorbeeld >
Een personage wordt plots neergeschoten, waarna de volgende scène over iets anders gaat, zodat je nog niet weet hoe het  gewonde personage eraan toe is. 

Slide 24 - Diapositive

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:
Hoofdstuk 1 paragraaf 4  > Spannende verhalen

Bladzijde 20 t/m 23
Opdracht 2 t/m 7










Slide 25 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kent enkele spannende genres en verteltechnieken voor spanning in verhalen.
Je kan uitleggen waardoor een verhaal spannend wordt.
Je kan een spannend fragment schrijven. 
Je kent verteltechnieken voor spanning in een verhaal herkennen.

Slide 26 - Question de remorquage