Afweer 5 VWO oefenopgaven

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

oefenen

Slide 3 - Diapositive


Waar voel je je nu eigenlijk ziek van?
A
Van de infectie
B
Van de infectie en van de afweerreactie van je lichaam
C
Van de afweer van je lichaam
D
Van de witte bloedlichaampjes

Slide 4 - Quiz

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op?
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 5 - Quiz

Welk deel van het specifieke afweersysteem maakt geïnfecteerde cellen onschadelijk?
A
humorale afweer
B
cellulaire afweer

Slide 6 - Quiz

Wat is een plasmacel?
A
Een gedifferentieerde B-cel die antistoffen aanmaakt
B
Een synoniem voor 'witte bloedcel' of 'lymfocyt'
C
Een gedifferentieerde T-helpercel die het afweersysteem reguleert
D
Een voorstadium van een macrofaag die nog in het bloed circuleert

Slide 7 - Quiz

Cellen die afweerstoffen maken
Bij een tweede besmetting word je niet meer ziek
Een prik met verzwakte ziekteverwekkers
Verteerde bacteriën en dode witte bloedcellen
Immuun
Afweer
Infectie
Rode bloedcellen
Pus
Vaccinatie
Witte bloedcellen

Slide 8 - Question de remorquage

Zet de juiste onderdelen op de juiste plaats, gebruik Binas 84l
wel
wel
geen
geen
bloedstolling
afweer
zuurstof transport

Slide 9 - Question de remorquage

Virussen worden vooral bestreden via
A
B-cellen (humorale afweer)
B
B-cellen (cellulaire afweer)
C
T-cellen (humorale afweer)
D
T-cellen (cellulaire afweer)

Slide 10 - Quiz

B-lymfocyten maken antistoffen die de bacteriën onschadelijk maken. Dit is...
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 11 - Quiz

Als je ziek bent kun je koorts krijgen. Dit is een vorm van:
A
externe aspecifieke afweer
B
interne aspecifieke afweer
C
(interne) specifieke afweer

Slide 12 - Quiz


Lysozymen breken de celwand van bacteriën af. Dit is een voorbeeld van:
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 13 - Quiz

Welke cellen starten de specifieke afweer?
A
T-helper lymfocyten
B
cytotoxische T-lymfocyten
C
antistoffen
D
plasmacellen

Slide 14 - Quiz

Het HIV-virus valt vooral T-lymofcyten aan, hierdoor krijg je AIDS. Op welke manier wordt het immuunsysteem dan veranderd?
A
De eerste afweerline
B
Tweede afweerlinie: De aspecifieke afweer
C
Derde afweerlinie: De specifieke afweer
D
Alle afweerlinies

Slide 15 - Quiz

B-lymfocyten maken antistoffen die de bacteriën onschadelijk maken. Dit is...
A
Aspecifieke en humorale afweer
B
Specifieke en humorale afweer
C
Aspecifieke en cellulaire afweer
D
Specifieke en cellulaire afweer

Slide 16 - Quiz

Wat voor type bloedcel is de geactiveerde lymfocyt?
A
T-helper cel
B
Tc-cel
C
B-cel
D
APC (antigeen presenterende cel)

Slide 17 - Quiz

De APC presenteert aan de T-helpercel een
A
antigen mbv MHC1
B
antigen mbv MHC2
C
antistof mbv MHC1
D
antistof mbv MHC2

Slide 18 - Quiz

Hoe zat het ook alweer met MHC 1 en MHC 2? Wat was het verschil?
A
MHC 1 zit op witte bloedcellen en MHC 2 op alle cellen
B
MHC 1 zit op alle cellen en MHC 2 alleen op witte bloedcellen
C
MHC 1 is een uithangbord voor de celinhoud en MHC 2 is een receptor
D
MHC 1 is een receptor en MHC 2 is een uithangbord voor de celinhoud

Slide 19 - Quiz

Welke bewering over MHC-1 is onjuist? Of zijn ze alledrie juist?
A
MHC staat voor 'major histocompatibility complex'
B
Op MHC-1 worden lichaamseigen en lichaamsvreemde antigenen gepresenteerd
C
MHC-1 wordt gepresenteerd door alle lichaamscellen
D
Beweringen A, B en C zijn alle drie juist

Slide 20 - Quiz

Welke cel presenteert geen MHC-II?
A
Macrofaag
B
B-cel
C
Dendritische cel
D
Cytotoxische T-cel

Slide 21 - Quiz

Cytokinen worden in veel situaties gemaakt door verschillende cellen. Wat is een ding dat cytokinen gemeen hebben?
A
Ze zetten cellen aan tot apoptose
B
Ze zetten cellen aan tot een celspecifieke reactie
C
Ze stimuleren de ontstekingsreactie
D
Ze binden aan antigenen

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive