Biologie quiz Floor vd Broek

Biologie quiz 
Floor van den Broek
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Biologie quiz 
Floor van den Broek

Slide 1 - Diapositive

Zenuwstelsel

Slide 2 - Diapositive

Door hoeveel uitlopers worden impulsen geleid?
A
1
B
Duizenden
C
300
D
1200

Slide 3 - Quiz

Wat hoort er bij het centraal zenuwstelsel?
A
Skelet, Grote hersenen, ruggenmerg,
B
Grote hersenen, hersenstam, skelet
C
Grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam
D
Grote hersenen, hersenstam, kleine hersenen, ruggenmerg

Slide 4 - Quiz

Wat doen zenuwen?
A
Prikkels opvangen
B
Zorgen voor werking van de zintuigen
C
Het centrale zenuwstelsel met organen verbinden
D
Het zorgen voor een stabiele bloeddruk

Slide 5 - Quiz

Waar zitten de grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en de ruggenmerg?
A
Binnen in het skelet
B
Bij je zenuwstelsel
C
In je orgaan stelsel
D
Buiten het skelet

Slide 6 - Quiz

Welk orgaan zorgt voor je reflexen?
A
Kleine hersenen
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwstelsel

Slide 7 - Quiz

Waar eindigt de ruggenmerg?
A
Bij je staartbeentje
B
Bij je heupbeen
C
In je bovenrug
D
In de onderrug

Slide 8 - Quiz

Wat hebben de schakelcel, gevoelszenuw en de bewegingszenuw het zelfde?
A
Het verbinden van de hersenen met de zintuigen
B
De cellichaam is in de zenuwknoop
C
Minimaal een uitloper
D
Zit vast aan een spier of klier

Slide 9 - Quiz

Waar zitten de grijze stof en witte stof in het lichaam?
A
In het zenuwstelsel
B
In de hersenen
C
In de uitlopers
D
Bij de zintuigen

Slide 10 - Quiz

Welk onderdeel beinvloeden alcohol in je hersenen?
A
Je gedrag
B
Je zintuigen
C
Je autonome functies
D
Je autonome functies en je gedrag

Slide 11 - Quiz

Hormoonstelsel

Slide 12 - Diapositive

Wat is geen hormoon?
A
Hypofyse
B
Hormoonklieren
C
Bijnieren
D
Eilandjes van Langerhans

Slide 13 - Quiz

Wat doen hormonen precies?
A
Zorgen voor je groei, ontwikkeling, adrenaline
B
Zorgen voor je hartslag, bloedsuikerspiegel en je stofwisseling
C
Zorgen voor je ontwikkeling, zintuigen en groei
D
Zorgen voor je adrenaline, hartslag en je stofwisseling

Slide 14 - Quiz

Welk hormoon regelt het omzetten van glucose in glycogeen?
A
Schildklier
B
Bijnieren
C
Hypofyse
D
Eilandjes van langerhans

Slide 15 - Quiz

Spierstelsel en skelet

Slide 16 - Diapositive

Wat gebeurt er als een spier dikker word?
A
Spiercellen gaan uitelkaar
B
De antagonisten komen samen
C
Spiervezels trekken samen
D
Spiercellen komen samen

Slide 17 - Quiz

Wat is geen onderdeel van de spier?
A
Beenmerg
B
Spierbundels
C
(Spier) schede
D
Pees

Slide 18 - Quiz

Wat zijn antagonisten precies?
A
Een spier die veel beweegt gedurende de dag
B
Twee spieren die samenwerken aan een beweging
C
Een tegengesteld effect voor de spier
D
Een spier die werkt aan snelle bewegingen achter elkaar

Slide 19 - Quiz

Wat is het beenweefsel vooral?
A
Zeer buigzaam
B
Gemaakt uit beenmerg
C
Heel erg hard en moeilijk te bewegen
D
Stevig en flexibel

Slide 20 - Quiz

Waarvoor hebben we een skelet precies?
A
Voor beweging, vormgeving aan het lichaam en lenigheid
B
Voor lenigheid en bescherming van organen
C
Voor stevigheid, vorm geven aan het lichaam en lopem
D
Voor stevigheid, bescherming van organen en beweging

Slide 21 - Quiz

Wat is het grootste verschil tussen vaste- en bewegelijke verbindingen?
A
Bij vaste is er geen beweging mogelijk en bij bewegelijke wel
B
De vaste zitten meer boven in het lichaam en de bewegelijke onder
C
De vaste zitten bij het gewricht en de bewegelijke niet
D
Bij vaste zijn ze vergroeid en de bewegelijke niet

Slide 22 - Quiz

Welk gewricht zorgt ervoor dat elke beweging mogelijk is
A
Rolgewricht
B
Zadelgewricht
C
Kogelgewricht
D
Schaniergewricht

Slide 23 - Quiz

Einde
Ik hoop dat u tevreden bent met de quiz.

Slide 24 - Diapositive