donderdag 3 juni gevorderd

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: toekomst

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: toekomst

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Diapositive

geduldig 
(bijvoeglijk naamwoord; bnw)
  • wanneer je rustig wacht op wat er gebeuren gaat, zonder dat je dat vervelend vindt. 
  • tegenstelling: ongeduldig
  • Iemand is geduldig; ik ben geduldig, jij bent geduldig, wij zijn geduldig
  • zelfstandig naamwoord: het geduld
  • zin: De geduldige mevrouw wachtte rustig in de rij bij de kassa.
  • zin: Als je docent bent moet je veel geduld hebben, maar soms is het geduld op!

Slide 2 - Diapositive

de eis
(zelfstandig naamwoord; znw)
  • iets waarvan je vindt dat het zeker/absoluut moet gebeuren, 
  • meervoud: de eisen
  • werkwoord: eisen stellen                                                                                                                                     ik stel eisen, jij stelde eisen, wij hebben eisen gesteld
  • werkwoord:  voldoen aan eisen                                                                                                                           ik voldoe aan de eis, ik voldeed aan de eis, ik heb aan de eis voldaan
  • zin: De docent stelt eisen aan de opdracht.
  • zin: De opdracht is goed als aan de eisen is voldaan.

Slide 3 - Diapositive

beheersen
(werkwoord; ww)


  • kennen of kunnen
  • beheersen: je weet iets = kennen
  • beheersen: je kunt iets (doen)= kunnen
  • zin: Ik ken de woordenschat van het thema nu goed, ik beheers de betekenis van de woorden. 
  • zin: Ik beheers de voetbalsport want ik kan het vaak oefenen.

Slide 4 - Diapositive

ingaan op
(scheidbaar werkwoord; ww)
  • reageren op iets door er aandacht aan te geven/ 
  • een voorstel/verzoek accepteren
  • op iets ingaan
  • ww: ik ga in op....., ik ging in op......., ik ben ingegaan op......
  • zin: De leerling gaat in op iets wat de docent zegt.
  • zin: Ik vond het voorstel om naar de film te gaan leuk, ik ben ingegaan op zijn uitnodiging.

Slide 5 - Diapositive

de verpleging
(zelfstandig naamwoord; znw)
  • zorgen voor zieke mensen als beroep (als je werk)
  • beroep: de verpleegster (vrouw) /de verpleger  (man)
  • werkwoord: verplegen                                                                                                          ik verpleeg, ik verpleegde, ik heb verpleegd
  • zin: Ik vind werken in de verpleging een mooi beroep, ik heb daarvoor verpleegkunde gestudeerd.
  • zin: In het ziekenhuis worden steeds minder coronapatiënten verpleegd.

Slide 6 - Diapositive

Als je geduldig bent dan........
(er zijn twee goede antwoorden)
A
dan wacht je liever niet.
B
wacht je rustig op je beurt.
C
kun je goed wachten.
D
vind je het moeilijk om op je beurt te wachten.

Slide 7 - Quiz

Vul het woord in
De ..............mevrouw wachtte rustig in de rij voor de kassa.

Slide 8 - Question ouverte

Als je eisen stelt dan
A
vind je dat iets absoluut moet gebeuren.
B
ben je geduldig.

Slide 9 - Quiz

Als je voldoet aan de eis dan
A
doe je een paar dingen van de opdracht.
B
heb je de opdracht gedaan zoals die gevraagd wordt.

Slide 10 - Quiz

Welk voorzetsel hoort bij
ingaan .........
A
met
B
bij
C
in
D
op

Slide 11 - Quiz

Als je ingaat op een verzoek dan......
(Er zijn meer goede antwoorden)
A
accepteer je het verzoek.
B
reageer je op het verzoek.
C
geef je er aandacht aan.
D
dan weiger je het verzoek.

Slide 12 - Quiz

beheersen
is dat je ....................

A
iets bedenkt.
B
iets kent.
C
iets kunt.
D
iets doet.

Slide 13 - Quiz

Als je een taal goed beheerst dan .......... je veel woorden.

(er zijn twee goede antwoorden)
A
schrijf
B
kun
C
ken
D
weet

Slide 14 - Quiz

Verpleging heeft te maken met ........
A
jonge mensen
B
oude mensen
C
gezonde mensen
D
zieke mensen

Slide 15 - Quiz

Als ik in de verpleging wil werken moet ik ..........studeren.

Slide 16 - Question ouverte

Zinnen maken

We draaien het rad. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: geduldig, de eis, 
ingaan op, beheersen, de verpleging.

Slide 17 - Diapositive