Bijvoeglijk naamwoord (A2 - bron D)

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel!
Na vandaag kan ik het bijvoeglijk naamwoord gebruiken in het Frans.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Het boek.
Het dikke boek.
Het leuke boek.
Het mooie, rode boek.

Slide 4 - Diapositive

In welke zin staat een bijvoeglijk naamwoord?
A
Je suis une fille hollandaise.
B
Ma mère adore les fleurs.
C
Demain, nous allons faire du shopping.
D
J'ai oublié mes livres.

Slide 5 - Quiz

"Nous avons une grande maison avec un très grand jardin."

1) Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zin?
2) Wat valt je op aan de bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 6 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan het zelfstandig naamwoord aan in het Frans

1) J'ai un T-shirt noir. (= mannelijk ev.)
2) J'ai deux T-shirts noirs. (= mannelijk mv.)
3) J'ai une robe noire. (= vrouwelijk ev.
4) J'ai deux robes noires. (= vrouwelijk mv.)

Slide 7 - Diapositive

Mannelijk
(le / un / mon)
Vrouwelijk
(la / une / ma)
Enkelvoud
-
+e
Meervoud
+s
+es

Slide 8 - Diapositive

Maar:
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –e? Dan krijg je geen extra –e bij vrouwelijke woorden enkelvoud!
BV: La voiture est rouge en niet rougee
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een –s? Dan krijg je geen extra –s bij mannelijke woorden meervoud!
BV: Les pantalons sont gris en niet griss


Slide 9 - Diapositive

kies de goede zin
A
Une jupe rougee
B
un rouge pantalon
C
Une jupe rouge
D
un pantalon roug

Slide 10 - Quiz

Wat is correct
A
un mignon garçon
B
un garçon mignon
C
une fille mignonne
D
deux enfants mignon

Slide 11 - Quiz

Welke zin is grammaticaal correct?
A
J'ai une copine français.
B
Mon père a un vélo grises.
C
Nous avons une grands maison.
D
Elle a une petite soeur.

Slide 12 - Quiz

Uitzonderingen!
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud
enkelvoud
meervoud
goed
bon
bons
bonne
bonnes
mooi
beau
beaux
belle
belles
nieuw
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
oud
vieux
vieux
vieille
vieilles

Slide 13 - Diapositive

Welke zin is grammaticaal correct?
A
Nous avons une beau maison.
B
J'ai une belle voiture.
C
Il est un beaux garçon.
D
Ils ont un belle jardin.

Slide 14 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord "bon" in de juiste vorm:
J'ai une ________ copine.

Slide 15 - Question ouverte

Opdracht!
Maak opdracht 16CDE op pagina 71.
timer
5:00

Slide 16 - Diapositive

PLAATS
Het is een grijze kat.                                   C'est un chat gris.
Het is een schattig konijn.                            C'est un lapin adorable.

Wat valt je op?
* In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd VOOR het zelfstandig naamwoord.
* In het Frans staat het er meestal juist ACHTER.

Slide 17 - Diapositive

Welke zin klopt NIET?
A
Il a une table brune.
B
Elsa a un oncle espagnol.
C
J'ai une française copine.
D
Vous avez un vélo orange?

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Vidéo

La place de l'adjectif 
En français, l'adjectif est DERRIÈRE [ achter ] le nom :
un pull rouge, un jean bleu , un devoir difficile.
On peut dire aussi : le pull EST rouge.
Maar er zijn 12 bijv.nw die ook VÓÓR het zelfs. nw komen :  
jeune, joli, beau, grand, long, nouveau, vieux, petit, gros, bon, mauvais, haut. 
Ook de (rang)telwoorden : premier, dernier.  [le premier exercice]

Slide 20 - Diapositive

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek in de zin :
Ma copine donne des .....bonbons.... [ bons]
A
voor
B
achter

Slide 21 - Quiz

Zet het bijvoeglijk nw op de juiste plek:
Mon père aime les...... voitures .......[sportives]
A
achter
B
voor

Slide 22 - Quiz

Zet het bijv. nw op de juiste plek :
Je joue avec ma ......soeur........[petite]
A
achter
B
voor

Slide 23 - Quiz

Zet het bijv. nw op de jusite plek :
Mon frère a les .....cheveux.... [ blonds]
A
voor
B
achter

Slide 24 - Quiz

Welke zin is grammaticaal FOUT?
A
Des vieilles maisons
B
Les petites filles
C
Le livre beau
D
Le nouveau portable

Slide 25 - Quiz

Let op!
Voor een mannelijk woord met een klinker of stomme h:

bel
nouvel
vieil
Un vieil homme dans un nouvel hôtel voit un bel arbre 

Slide 26 - Diapositive

Opdracht!


1. Maak opdracht 17CD (pagina 72).
2. Maak opdracht 18.



Les devoirs: 
- Leren/herhalen vocabulaire A en B
- leren grammatica bron D


Slide 27 - Diapositive