De Werking van het Perifere Zenuwstelsel

De Werking van het Perifere Zenuwstelsel

Leerdoelen

- De 'bouw' en functie van het perifere zenuwstelsel beschrijven
- Uitleggen uit welke delen het perifere zenuwstelsel bestaat
- Uitleggen wat het autonome zenuwstelsel is
- Benoemen welke processen geregeld worden door het autonome zenuwstelsel
- Aangeven wat de flight-or-fight-reactie inhoudt
- Benoemen wanneer het sympathische zenuwstelsel 'aan' gaat en welke gevolgen dit heeft voor het lichaam
- Benoemen wat de functie(s) zijn van het parasympathische zenuwstelsel
- Benoemen wat er gebeurt als het parasympathisch zenuwstelsel aanstaat en wat de gevolgen voor het lichaam zijn

Wat weet je al over de regelingen door zenuwen?

Wat is het perifere zenuwstelsel?

Het perifere zenuwstelsel bestaat uit het autonome zenuwstelsel en het animale zenuwstelsel.

Autonome zenuwstelsel

Het autonome zenuwstelsel omvat het sympathische en parasympathische zenuwstelsel.

Processen geregeld door het autonome zenuwstelsel

Het autonome zenuwstelsel reguleert processen zoals hartslag, ademhaling en spijsvertering.

Antagonistische werking

Het sympathische en parasympathische zenuwstelsel hebben een antagonistische werking op elkaar.

Flight-or-fight-reactie

Deze reactie bereidt het lichaam voor op vechten of vluchten in stressvolle situaties.

Sympathisch zenuwstelsel

Het sympathische zenuwstelsel 'gaat aan' in reactie op stress, zorgen voor verhoogde hartslag, versnelde ademhaling en verwijde pupillen.

Functies van het parasympathische zenuwstelsel

Het parasympathische zenuwstelsel is verantwoordelijk voor rust- en herstelprocessen, zoals vertraging van de hartslag en bevordering van de spijsvertering.

Activering van het parasympathische zenuwstelsel

Wanneer het parasympathische zenuwstelsel actief is, vertraagt de hartslag, neemt de ademhaling af en wordt de spijsvertering bevorderd.

Afsluiting

Nu begrijpen we hoe het perifere zenuwstelsel is opgebouwd en hoe het autonome zenuwstelsel verschillende lichaamsprocessen reguleert.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.