Les 4: Werkwoorden - HWW of ZWW

Werkwoorden
ZWW of HWW
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoorden
ZWW of HWW

Slide 1 - Diapositive

werkwoorden / de persoonsvorm
  • Weet je nog wat werkwoorden zijn?
  • Wat is de persoonsvorm ook al weer?
  • Wat hebben deze twee met elkaar te maken?
hele werkwoord en persoonsvorm - filmpje

Slide 2 - Diapositive

Meerdere werkwoorden in één zin ...
In een zin kunnen meerdere werkwoorden staan, denk maar aan de persoonsvorm en het voltooid deelwoord
  • "Ik heb vannacht goed geslapen"

Nu gaan we kijken welk werkwoord het belangrijkst is.
Dit werkwoord noemen we 'het zelfstandigwerkwoord' > ZWW
De andere werkwoorden noemen we 'hulpwerkwoorden' > HWW

Slide 3 - Diapositive

Meerdere werkwoorden in één zin ...

Eén van de werkwoorden is het belangrijkst. 
Dit werkwoord noemen we het 'zelfstandig werkwoord' (zww).

De andere werkwoorden noemen we 'hulpwerkwoorden' (hww).

Slide 4 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord
  • Het belangrijkste werkwoord in de zin, die aangeeft wat de handeling, de toestand of het proces is, is het zelfstandig werkwoord. 

  • Het zelfstandige werkwoord kan, in tegenstelling tot het hulpwerkwoord, zelfstandig (zonder toevoeging van een ander werkwoord) in een zin voorkomen.

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld
Ik zou dat anders doen.

Ik koop een auto.

Ieder werkwoord kent verschillende vormen, afhankelijk van: 
  • de tijd, persoon en getal van de zin.
Het werkwoord kopen: koop, kopen, kocht, kochten, gekocht
In iedere vorm noem je het nog steeds een werkwoord.

  • Doen is hier een zelfstandig werkwoord, omdat je ook zou kunnen zeggen: Ik doe dat anders. 
  • Doen is het belangrijkste werkwoord in deze zin, het geeft de handeling aan. 
  • Zou (zullen) is dus een hulpwerkwoord.
  • koop is hier een zelfstandig werkwoord.
  • Het heeft geen ondersteuning van een ander werkwoord nodig.

Slide 6 - Diapositive

Let op!
Werkwoorden kunnen een zelfstandig werkwoord of een hulpwerkwoord zijn:

Ik heb een tomaat.
Heb is een zelfstandig werkwoord, het heeft geen ander werkwoord  nodig, het geeft de toestand aan, namelijk dat je de tomaat hebt.

Ik heb een tomaat gegeten
Heb is een hulpwerkwoord, want gegeten is het zelfstandige werkwoord (eten). 
Je kan namelijk ook zeggen: ik eet een tomaat, en dan heb je het werkwoord 'heb' (hebben) helemaal niet nodig. Heb is dus in deze zin een hulpwerkwoord.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

In onze straat heeft vroeger een molen gestaan.
A
zww = heeft
B
zww = gestaan
C
hww = heeft
D
hww = gestaan

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Wat zou je voor je verjaardag willen krijgen?
A
zou = zww willen = hww krijgen = hww
B
zou = hww willen = zww krijgen = hww
C
zou = hww willen = hww krijgen = zww

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Wie zou dat gezegd kunnen hebben?
A
zou = zww gezegd = hww hebben= hww
B
zou = hww gezegd = zww hebben= hww
C
zou = hww gezegd = hww hebben= zww

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Waar zou mijn agenda liggen?

zww?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Op TMF heb ik een gaaf nummer gehoord.

hww?

Slide 18 - Question ouverte

Let goed op naar welk type werkwoord gevraagd wordt!

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Wat is het zelfstandig werkwoord?

Walter heeft een liefdesbrief geschreven.

Slide 21 - Question ouverte

Ik zal morgen gaan.
A
zal = zww
B
zal = hww

Slide 22 - Quiz

Mijn zus heeft kilometers gelopen
A
gelopen = zww
B
gelopen = hww

Slide 23 - Quiz

Wat is hier het hulpwerkwoord?

Je wordt door hen bedrogen

Slide 24 - Question ouverte

Welk woord is hier een zelfstandig werkwoord?

Piet is naar de stad geweest.

Slide 25 - Question ouverte

Welk woord is hier hulpwerkwoord?

Ik was nog nooit eerder van het dak gevallen
A
was
B
gevallen
C
eerder

Slide 26 - Quiz

Hoeveel hulpwerwoorden staan er in deze zin?

Dat zou nooit mogen hebben kunnen gebeuren!

Slide 27 - Question ouverte

Ik begrijp het verschil
tussen een hww en een zww
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage

Huiswerk
In Starttaal Online oefen je bij 'Woordsoorten' het werkwoord. Hier moet je onderscheid kunnen maken tussen een hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord.

Slide 29 - Diapositive