2E Mittwoch, den 23. November 2022 K2

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Kapitel 2: Wir

Mittwoch, den 23. November 2022

• Willkommen
• Nachsehen Aufgaben Woche 46
• Ziele
• Spinner: Lernliste
  
• Grammatik üben
  
• Vorbereitung Sprachmittel
• Sprachmittel üben
• Aufgaben Woche 47
• Zum Schluss

Nachsehen Aufgaben Woche 46:

Aufgabe 42 Seite 55

Arbeitsblätter haben und sein, pagina 1 + 2

Ziele:

• Je kunt in eenvoudige zinnen iets over jezelf en jouw familie vertellen.
  
• Je kunt de werkwoorden haben en sein toepassen.
  
• Je kunt oefenen met de Lernliste.
• Je kunt zinnen uit de Sprachmittel in WRTS/Quizlet zetten en hiermee oefenen.

Spinner

Aantal leerlingen worden aangewezen om het juiste antwoord te geven.

helemaal

Grammatik üben:

Verben haben und sein

Sprachmittel vorbereiten Test:

1. Sätze Sprachmittel in WRTS oder Quizlet.
2. Sätze lernen: sorgfältig durchlesen, abdecken, schreiben
3. Fertig: einander abfragen
4. Einige Schüler werden abgefragt.

Sprachmittel üben:

Woche 47

Lernen zu Hause:

Lernliste helemaal Seiten 60-61

Lernen Grammatik: havo/vwo haben en sein Seite 61  + vwo werkwoord werden (stencilpakket)

Lernen Sprachmittel  Seiten 50 und 62 -> Quizlet/WRTS

Machen zu Hause : 

Wiederholungsaufgaben 1 t/m  8  Seiten 174-177

Arbeitsblätter haben und sein, laatste pagina beide kanten

Während der Stunden (tijdens de lessen met elkaar):       Vorbereitung auf der Test!

Lesstof toets Kapitel 2:

Lernliste Seiten 60-61   NL-> D   en D -> NL

Grammatica werkwoorden haben en sein Seite 61   havo + vwo

Sprachmittel Seiten 62 + 50:

• Antwoord kunnen geven in het Duits op een Nederlandse vraag
• Iets over je familie kunnen vertellen.
• Met behulp van steekwoorden goed lopende zin in het Duits maken.

Vwo grammatica werkwoord werden -> stencils

Slim stampen (SOM/Leermiddelen/Duits/Kapitel 2 -> Lernliste + grammatica oefenen + oefentoets

Zum Schluss:

• Hoe leer je woordjes?
• Hoe leer je de zinnetjes?
• Wat is het beste stappenplan?
• Hoe leer je de grammatica?

Lidwoorden en persoonlijk vnw.

1. m          v          o          mv
2. der       die     das     die                  -> bepaald lidwoord
3.    er       sie        es     sie                  -> persoonlijk voornaamwoord