VH3 SK NOVA katern les 7 - 3.2 Reactiesnelheid

NOVA katern 
Paragraaf 3.2

Les 7 : Reactiesnelheid


Nodig: schrift en rekenmachine 
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

NOVA katern 
Paragraaf 3.2

Les 7 : Reactiesnelheid


Nodig: schrift en rekenmachine 

Slide 1 - Diapositive

Practicum reactiesnelheid
10 vragen over de reactie van kalk en azijnzuur

Slide 2 - Diapositive

Bij de proef trad deze reactie op:
kalk (s) + azijnzuur (aq) -> koolstofdioxide (g) + water (l) + calciumacetaat (aq)

Naar welke stof keek je om de reactiesnelheid te bepalen?
A
het verdwijnen van kalk
B
het verdwijnen van azijnzuur
C
het ontstaan van koolstofdioxide
D
het ontstaan van calciumacetaat.

Slide 3 - Quiz

In welke oplossing ontstaan de meeste gasbelletjes?
A
azijn
B
verdunde azijn
C
in beide oplossingen evenveel

Slide 4 - Quiz

Azijn is een oplossing van de stof azijnzuur.

In welke oplossing is de concentratie azijnzuur het hoogste?
A
100 mL azijn
B
100 mL verdunde azijn (50 mL azijn gemengd met 50 mL water)

Slide 5 - Quiz

Wat is de invloed van de concentratie azijnzuur op de hoeveelheid gasbelletjes?
A
een hogere concentratie azijnzuur --> minder belletjes
B
een hogere concentratie azijnzuur --> meer belletjes
C
concentraties azijnzuur -> geen invloed op de hoeveelheid belletjes

Slide 6 - Quiz

Wat is de invloed van de concentratie op de reactiesnelheid?
A
lagere concentratie azijnzuur --> reactie verloopt sneller
B
hogere concentratie azijnzuur --> reactie verloopt sneller
C
concentraties azijnzuur -> geen invloed op de reactiesnelheid

Slide 7 - Quiz

In welke oplossing ontstaan de meeste gasbelletjes?
A
warme oplossing van azijnzuur
B
koude oplossing van azijnzuur
C
in beide oplossingen evenveel

Slide 8 - Quiz

Wat is de invloed van de temperatuur op de reactiesnelheid?
A
koude oplossing --> reactie verloopt sneller
B
warme oplossing --> reactie verloopt sneller
C
temperatuur -> geen invloed op reactiesnelheid

Slide 9 - Quiz

In welke oplossing ontstaan de meeste belletjes?
A
met verkruimelde schaal
B
met hele schaal
C
in beide oplossingen evenveel

Slide 10 - Quiz

Met verdelingsgraad wordt aangegeven hoe fijn een stof is verdeeld. Als de verdelingsgraad groter is, is de stof fijner verdeeld.

Wanneer is de verdelingsgraad het grootste?
A
hele eierschaal
B
eierschaal in een paar grote stukken
C
verkruimelde eierschaal

Slide 11 - Quiz

Wat is de invloed van de verdelingsgraad op de reactiesnelheid?
A
kleinere verdelingsgraad --> grotere reactiesnelheid
B
grotere verdelingsgraad --> grotere reactiesnelheid
C
verdelingsgraad --> geen invloed op reactiesnelheid

Slide 12 - Quiz

De snelheid van reacties
De reactiesnelheid is de hoeveelheid beginstof die per seconde verdwijnt of de hoeveelheid reactieproduct die per seconde wordt gevormd.


Slide 13 - Diapositive

onthoud:   CV KaST
Dit is een ezelsbruggetje om de factoren die de reactiesnelheid beïnvloeden te onthouden:
  • Concentratie
  • Verdelingsgraad
  • aanwezigheid van een Katalysator
  • Soort stof 
  • Temperatuur

Slide 14 - Diapositive

We gaan nu op deeltjes niveau verklaren waarom de factoren van CV KaST invloed hebben op de reactiesnelheid.

Daarvoor maken we gebruik van het botsende-deeltjes model


Slide 15 - Diapositive

Botsende-deeltjes model
Moleculen zijn voortdurende in beweging en botsen tegen elkaar.

Als de moleculen met de juiste snelheid en in de juiste richting tegen elkaar botsen, worden de bindingen tussen de atomen in de moleculen verbroken en kunnen de atomen nieuwe bindingen vormen. 
Er ontstaan nieuwe moleculen.

Slide 16 - Diapositive

Een effectieve botsing
een botsing waarbij nieuwe moleculen ontstaan.

Als de moleculen te weinig snelheid hebben of niet in de juiste richting botsen dan blijven de moleculen intact. 
(= een elastische botsing)

Slide 17 - Diapositive

Welke afbeelding geeft een effectieve botsing weer?
A
B
C

Slide 18 - Quiz

Hoe meer effectieve botsingen er per seconde plaats vinden, hoe sneller de reactie verloopt.

Met dit botsende-deeltjes model gaan we de invloed van de factoren van CV KaST verklaren.

Slide 19 - Diapositive

Concentratie
(aantal gram stof per liter)

Slide 20 - Diapositive

lagere concentratie
hogere concentratie -> meer deeltjes aanwezig per liter -> meer effectieve botsingen per seconde

Slide 21 - Diapositive

Verdelingsgraad
(hoe fijn een stof is verdeeld)

Slide 22 - Diapositive

Vergelijk het oppervlak in de verschillende situaties

Slide 23 - Diapositive

Bij een chemische reactie met twee of meer beginstoffen is het belangrijk dat de stoffen goed met elkaar in contact komen.

Bij een fijnere verdeelde stof, dus een grotere verdelingsgraad, is het contact oppervlak groter.
Hoe groter het contact oppervlak, hoe meer effectieve botsingen er per seconde kunnen plaatsvinden.

Slide 24 - Diapositive

 Katalysator
Bekijk het filmpje op de volgende dia en beantwoord daarna 3 vragen.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Met welk model kan je de werking van een katalysator uitleggen?
A
energie diagram
B
botsende-deeltjes model

Slide 27 - Quiz

IJzer kan met water en zuurstof reageren tot roest.

Geef de reactievergelijking.
De formule van roest is:
FeO3H3(s)

Slide 28 - Question ouverte

Roesten is een langzame reactie. Zout katalyseert de reactie. Daarom moet je in de winter, als er zout is gestrooid, je fietsketting extra beschermen tegen roesten.

Leg uit hoe je de ketting van je fiets kunt beschermen tegen roesten.

Slide 29 - Question ouverte

Soort stof
Stoffen die op elkaar lijken kunnen met een verschillende snelheid reageren.


Slide 30 - Diapositive

Als je het metaal magnesium verhit met een brander verbrandt het snel met fel wit licht.
Het metaal ijzer verbrandt niet als je het verhit met een brander, maar gloeit alleen.

Slide 31 - Diapositive

Temperatuur

Slide 32 - Diapositive

lagere temperatuur
hogere tempratuur -> de deeltjes bewegen sneller -> de deeltjes botsen vaker en harder 
-> meer effectieve botsingen per seconde

Slide 33 - Diapositive

Vuisteregel: Bij een verhoging van de temperatuur met 10 graden Celcius verdubbelt de reactiesnelheid.

Slide 34 - Diapositive

Sleep naar elke situatie de factor die van invloed is. 
Katalysator
Verdelingsgraad
Concentratie

Slide 35 - Question de remorquage

De volgende drie vragen gan over de vorming van het gas waterstofchloride (HCl).

Slide 36 - Diapositive

Geef de vergelijking van de reactie tussen waterstof en chloor.

Slide 37 - Question ouverte

Bereken hoeveel moleculen waterstofchloride er per seconde per milliliter worden gevormd.
H2(g)+Cl2(g)>2HCl(g)
A
6,01019
B
6,01018
C
6,01017
D
12,01018

Slide 38 - Quiz

Hoeveel botsingen zijn er per seconde per milliliter als de reactie wordt uitgevoerd bij een temperatuur die 10 graden Celsius lager is?
A
2,01019
B
2,01021
C
1,01020
D
1,01021

Slide 39 - Quiz

De laatste 5 vragen gaan over de ontleding van waterstofperoxide.

Waterstofperoxide wordt vaak gebruikt in blondeermiddelen.
waterstofperoxide=H2O2(aq)

Slide 40 - Diapositive

Geef de reactievergelijking voor de ontleding van waterstofperoxide. De reactieproducten zijn zuurstof en water.


waterstofperoxide=H2O2(aq)

Slide 41 - Question ouverte

Pierre en Anne onderzoeken de ontleding van waterstofperoxide. In een experiment zetten zij een waterstofperoxide oplossing met een concentratie van 0,68 g/L in het daglicht. Hierdoor gaat de waterstofperoxide ontleden. De afname van de waterstofperoxide concentratie is weergegeven in de grafiek hiernaast. De tijd waarin de helft van de waterstofperoxide is ontleed noem je de halveringstijd.
Schat uit de grafiek de halveringstijd voor de ontleding.
A
500 min
B
650 min
C
1300 min
D
1500 min

Slide 42 - Quiz

De halveringstijd voor de ontleding van waterstofperoxide is 650 min.

Bereken de waterstofperoxide concentratie na 65 uur.


A
0,113 g/L
B
0,068 g/L
C
0,0106 g/L
D
ik weet niet hoe ik dit moet berekenen

Slide 43 - Quiz

Hoe kan je uit de grafiek afleiden dat de reactiesnelheid steeds verder afneemt tijdens de proef?

Kies 2 van de 4 antwoorden!


A
De grafiek gaat naar beneden.
B
De grafiek wordt steeds minder stijl
C
De concentratie waterstofperoxide wordt steeds kleiner
D
De concentratie waterstofperoxide neemt steeds minder snel af.

Slide 44 - Quiz

Leg uit waarom het zo lang duurt voordat alle waterstofperoxide gereageerd heeft.

Slide 45 - Question ouverte

Leren uit de katern: blz 99 t/m 101
 

in de volgende dia ga je verder met de evaluatie.



Slide 46 - Diapositive

Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 47 - Question ouverte

Schrijf één of twee dingen op die je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 48 - Question ouverte

EINDE

Slide 49 - Diapositive