2.1 Het leven in een Griekse stadstaat

De Grieken
1 / 24
suivant
Slide 1: Carte mentale
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

De Grieken

Slide 1 - Carte mentale

2.1 Leven in een Griekse stadstaat

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1.  Je kunt eigenschappen noemen van Griekse stadstaten

  2.  Je kunt uitleggen dat niet alle mensen in Griekenland burgerrechten hadden

  3.  Je kunt uitleggen hoe het leven in een Griekse stadstaat eruitzag. 

Slide 3 - Diapositive

Stadstaten
  • ca. 700 verschillende stadstaten (poleis)
  • Athene en Sparta waren het grootst

  • Iedere polis had een eigen bestuur en maakte  eigen wetten 
  • In iedere polis spraken ze Grieks, vereerden ze dezelfde goden en bouwden ze op dezelfde manier tempel. 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Griekse samenleving
  • In de poleis bestond grote ongelijkheid tussen  mensen 

  • Burgerrecht bij de Grieken: Het lidmaatschap van een polis. Alleen volwassen vrije mannen die geen vreemdeling waren, hadden burgerrecht

Slide 6 - Diapositive

Opdracht
Teken een piramide met 5 vakken

Vul in elk vak de Griekse standenmaatschappij in

Slide 7 - Diapositive

Sociale verschillen
  • Slaven : als slaaf had je geen rechten. Ze werkten in de landbouw, de mijnen of in het huishouden, maar ook als arts of leraar.

  • Ook ongelijkheid onder vrije mensen: mannen met burgerrecht stonden bovenaan. Dit waren vrije mannen die uit de stad zelf kwamen. Vreemdelingen hadden dus geen burgerrecht. 

  • Vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen burgerrechten. 

Slide 8 - Diapositive

In de Griekse stadstaten leefden de meeste mensen van
A
Industrie
B
Landbouw
C
Jagen- verzamelen

Slide 9 - Quiz

Het Griekse woord polis betekent
A
politie
B
stadstaat
C
eiland
D
land

Slide 10 - Quiz

Noem 2 dingen die in elke polis hetzelfde waren

Slide 11 - Question ouverte

Leerdoelen
  1.  Je kunt eigenschappen noemen van Griekse stadstaten

  2.  Je kunt uitleggen dat niet alle mensen in Griekenland burgerrechten hadden

  3.  Je kunt uitleggen hoe het leven in een Griekse stadstaat eruitzag. 

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag
Maken vraag 3 t/m 6 van paragraaf 2.1

Slide 13 - Diapositive

  • Burgers moesten de stad verdedigen in tijden van oorlog. 

  • In ruil hiervoor mochten ze meebeslissen over het bestuur van de polis. 

  • Je moest dan wel je eigen harnas en wapens betalen, dit kon je eigenlijk alleen als je landeigenaar was. Later mochten ook arme boeren en handwerklieden meebeslissen. 

Slide 14 - Diapositive

Het leven in een Griekse stadstaat (1)
  • De meeste mensen leefden van de landbouw (graan, druiven, olijven)
  • Grieken handelden ook veel --> ze verkochten aardewerk, wijn en olijfolie en kochten graan in. 
  • De Grieken waren zeevaarders en hadden langs de kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee handelscontacten. 

Slide 15 - Diapositive

Het leven in een Griekse stadstaat (2)
  • Er was een strikte taakverdeling tussen mannen en vrouwen. 
  • De man was het hoofd van het gezin. De vrouwen stonden meestal onder toezicht van een man.
  • Arme vrouwen werkten vaak buitenshuis. 
  • Er zijn bijna geen teksten van vrouwen bewaard gebleven.. 

Slide 16 - Diapositive

Even controleren! 

Slide 17 - Diapositive

In de Griekse stadstaten leefden de meeste mensen van
A
Industrie
B
Landbouw
C
Jagen- verzamelen

Slide 18 - Quiz

Het Griekse woord polis betekent
A
politie
B
stadstaat
C
eiland
D
land

Slide 19 - Quiz

Noem 2 dingen die in elke polis hetzelfde waren

Slide 20 - Question ouverte

Noem 2 groepen mensen die in het oude Griekeland geen burgerrechten hadden

Slide 21 - Question ouverte

Leerdoelen
  1.  Je kunt eigenschappen noemen van Griekse stadstaten

  2.  Je kunt uitleggen dat niet alle mensen in Griekenland burgerrechten hadden

  3.  Je kunt uitleggen hoe het leven in een Griekse stadstaat eruitzag. 

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Aan de slag
Maken paragraaf 2.1

Vraag 1 en 2 mag je overslaan

Slide 24 - Diapositive