Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
5 Havo
Thema 5 Gaswisseling en uitscheiding
Slide 1 - Diapositive
Als je maximaal uitademt, dus zo ver je kan de lucht uit je longen weg te blazen, blijft er altijd een hoeveelheid lucht achter in de luchtwegen. Hoe wordt deze hoeveelheid lucht genoemd? Maak eventueel gebruik van BINAS 83-B
A
ademvolume
B
vitale capaciteit
C
restvolume
D
uitademingsreserve-
volume
Slide 2 - Quiz
Bij borstademhaling gebeurt er van alles. Sleep per orgaan de juiste gebeurtenis naar in- of uitademen
Inademen
uitademen
Tussenripspieren
Borstkas
Longen
Luchtdruk in longen
Trekken samen
ontspannen
Breder
Smaller
Kleiner
Groter
Kleiner
Groter
Slide 3 - Question de remorquage
In de afbeelding zie je links een geopend huidmondje en rechts een gesloten huidmondje.
Wat is waar over deze afbeelding?
A
Het huidmondje is geopend als er sprake is van turgor in de sluitcellen
B
Bij een tekort aan water zal het huidmondje open staan.
C
Osmose speelt geen rol bij het openen en sluiten van huidmondjes.
D
Bij geopende huidmondjes vindt er uitwisseling plaats van O2 en N2
Slide 4 - Quiz
Leerdoelen
Je kan omschrijven hoe de bouw van de lever optimaal is aangepast aan de functie van de lever
Je kent de verschillende functies van de lever
Je kunt beschrijven hoe de lever bijdraagt aan homeostase
Je kunt globaal beschrijven hoe de lever sommige functies uitvoert
Slide 5 - Diapositive
Noteer zo veel mogelijk functies van de lever.
Slide 6 - Carte mentale
Doorbloeding van de lever
De lever is een sterk doorbloed orgaan. In tegenstelling tot andere organen is de lever aangesloten op DRIE grote bloedvaten.
Sleep de naam van het bloedvat naar de juiste plek in de afbeelding
leverader
leverslagader
poortader
Slide 7 - Question de remorquage
Twee stellingen over de bloedvaten van de lever:
1 De poortader voert bloed AF uit de de lever 2 De slagader voert zuurstof AAN naar de lever
Welke opmerking(en) is/zijn juist?
A
1 = juist
2 = juist
B
1 = juist
2 = onjuist
C
1 = onjuist
2 = juist
D
1 = onjuist
2 = onjuist
Slide 8 - Quiz
De lever zit vol met leverlobjes.
Ze zijn ongeveer 6-hoekig.
Op elk hoekpunt komen 3 takken bij elkaar van
- poortader
- leverslagader
- galgang
De poortader en leverslagader voeren bloed AAN
Het bloed stroomt door holtes tussen levercellen
In het midden zit een tak van de leverader. Deze voert bloed AF.
Slide 9 - Diapositive
Welke opmerking over leverlobjes is juist? Maak eventueel gebruik van BINAS 82-D
A
Bloed stroomt van de hoeken naar het midden
B
Bloed stroomt van het midden naar de hoekpunten
C
geproduceerd gal wordt afgegeven aan de leverader
D
Galgangen voeren gal AAN
Slide 10 - Quiz
Meindert heeft reuzehonger en werkt in 15 minuten 5 boterhammen met hagelslag weg. Ongeveer 90 minuten na deze maaltijd wordt de glucoseconcentratie gemeten van de volgende drie bloedvaten: 1 leverader 2 leverslagader 3 poortader
In welk bloedvat wordt de hoogste glucoseconcentratie gemeten?
A
leverader
B
leverslagader
C
poortader
Slide 11 - Quiz
Meindert heeft weer reuzehonger en het is bijna 10 uur geleden dat hij zijn 5 boterhammen at. Nu wordt ook de glucoseconcentratie gemeten van de volgende drie bloedvaten: 1 leverader 2 leverslagader 3 poortader
In welk bloedvat wordt de hoogste glucoseconcentratie gemeten?
A
leverader
B
leverslagader
C
poortader
Slide 12 - Quiz
Sleep het bloedvat naar de bijbehorende omschrijving
In dit bloedvat wisselen bloedwaarden van glucose, aminozuren en andere stoffen sterk. Dit wordt veroorzaakt door de darmen. Soms verteren ze een maaltijd en zit er veel stoffen in het bloed. Soms doen de darmen niets en zitten er juist weinig stoffen in het bloed
In dit bloedvat is er altijd een hogere zuurstofverzadiging van hemoglobine. De concentratie opgeloste stoffen is ongeacht de situatie stabiel
Het bloed van dit vat is vrij zuurstofarm. Ook de concentraties van opgeloste stoffen is in dit vat erg stabiel
leverslagader
poortader
leverader
Slide 13 - Question de remorquage
Met homeostase wordt bedoeld: Het constant houden van bepaalde waarden in het .
Leg uit hoe de lever een grote bijdrage levert aan de homeostase van de concentraties van veel stoffen in het bloed.
Slide 14 - Question ouverte
GALPRODUCTIE
De lever produceert gal en geeft dit via de galgangen af aan de galblaas.
Gal wordt afgegeven bij elke maaltijd.
Gal bestaat uit twee componenten:
- Galzure zouten
- Bilirubine
Galzure zouten emulgeren vetten
Bilirubine is een groenige stof die ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen. Deze wordt via de gal uit de lever verwijderd.
Slide 15 - Diapositive
De lever en koolhydraatstofwisseling
Glucoseconcentratie in het bloed hoog?
Dan maakt de alvleesklier insuline
De lever slaat dan glucose in de levercellen in de vorm van glycogeen.
Glucoseconcentratie in het bloed laag?
Dan maakt de alvleesklier insuline
De levercellen breken dan glycogeen af en geven ontstane glucose af aan het bloed
Meer glucose nodig?
Dan maken levercellen dat (uit vetzuren of aminozuren)
Slide 16 - Diapositive
De lever en eiwitstofwisseling
De levercellen slaan GEEN aminozuren op!
Te kort aan bepaalde aminozuren?
NIET-essentiële aminozuren worden opgebouwd uit andere aminozuren: TRANSAMINERING
Te veel aminozuren?
Deze worden dan afgebroken: DEAMINERING
Hierbij ontstaat ureum --> via bloed naar de nieren en uitgescheiden via urine.
Slide 17 - Diapositive
Ontgifting
De lever cellen verwijderen gifstoffen uit het bloed en breken deze af.
Meestal ontstaan hierbij onschadelijke metabolieten.
Deze metabolieten worden dan door een ander orgaan uitgescheiden
Voorbeelden zijn:
- ethanol (alcohol)
- medicijnen (paracetamol)
Dit is de belangrijkste reden waarom bepaalde medicijnen uitwerken.
Het ene medicijn wordt sneller afgebroken dan het andere.
Slide 18 - Diapositive
Sommige stoffen worden door de lever uitgescheiden. Dat wil zeggen, ze worden uit het bloed gehaald en worden dan via een andere weg dan het bloed uit het lichaam verwijderd.
Leg uit hoe de lever bijdraagt aan de uitscheiding van bilirubine.
Slide 19 - Question ouverte
Bij een verstopping van de galwegen kan er onvoldoende of zelfs geen gal worden afgevoerd naar de galblaas. Een symptoom hiervan is geelzucht. De huid en het harde oogvlies worden dan (veel) geler dan normaal. Leg uit hoe deze verschijnselen ontstaan.
Slide 20 - Question ouverte
Huiswerk voor de volgende les
Je hebt deze lessonup helemaal doorgewerkt
Je hebt op bvj online de volgende opgaven gemaakt: