Herhaling H1 weer en klimaat (begrippen) MC

Herhaling H1 weer en klimaat (begrippen)
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling H1 weer en klimaat (begrippen)

Slide 1 - Diapositive

Een lage drukgebied met bewolking en regen noemen we een .....
A
Nat en koud weer
B
Minima
C
Depressie
D
Maxima

Slide 2 - Quiz

Een depressie is een gebied met lage luchtdruk waar de lucht stijgt
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Als het zonnig weer is in de winter en lekker koud met een blauwe lucht is er een
A
lage luchtdrukgebied
B
hoge luchtdrukgebied

Slide 4 - Quiz

In hoge drukgebieden daalt de lucht en is de kans op neerslag klein
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Nederland ligt in een gebied met veel ................ gebieden
A
lage luchtdrukgebieden
B
hoge luchtdrukgebieden

Slide 6 - Quiz

Als isobaren dichtbij elkaar liggen waait het bijna niet
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat is stuwingsregen
A
Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte
B
Neerslag die ontstaat door koude en warme lucht die botsen
C
Neerslag die ontstaat door verdamping van water

Slide 8 - Quiz

Aan de loefzijde is ?
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen

Slide 9 - Quiz

Wat zijn isobaren?
A
Lijnen die plaatsen met dezelfde hoogte verbinden.
B
Lijnen die plaatsen met dezelfde temperatuur verbinden.
C
Lijnen die plaatsen met dezelfde hoeveelheid neerslag verbinden.
D
Lijnen die plaatsen met dezelfde luchtdruk verbinden.

Slide 10 - Quiz

De volgende klimaatfactoren bepalen het klimaat in NL en Spanje
A
gesteldheid van het aardoppervlak, breedteligging
B
hoogteligging, breedteligging, zeeligging
C
breedteligging, zeeligging, windrichting

Slide 11 - Quiz

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
Broeikassen die ervoor zorgen dat de aarde warm blijft.
B
Extra uitstoot van broeikasgassen door de verbranding van fossiele brandstoffen, opwarming aarde
C
De massale ontbossing waardoor CO2 niet meer wordt opgenomen, opwarming van de aarde
D
Het overschakelen van fossiele brandstoffen op duurzame energiebronnen

Slide 12 - Quiz

Frontale regen komt voornamelijk voor...
A
in de tropen
B
op gematigde breedte
C
in de bergen

Slide 13 - Quiz

Landbouw belts (gordels) zijn gebieden waar een bepaald landbouwgewas/veeteelt plaats vindt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

De droogtegrens in de VS schuift door klimaatverandering op naar het
A
westen
B
oosten
C
noorden
D
zuiden

Slide 15 - Quiz

Hoeveel graden daalt de temperatuur als je 1000 meter stijgt op een berg
A
2 graden
B
6 graden
C
10 graden
D
12 graden

Slide 16 - Quiz

Een aanlandige wind is een land van zee die aan land gaat, veel invloed op het weer
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

In het oosten van de VS bij New York waait vaak een aanlandige wind.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

In het Noord-westen van Spanje is een gematigd zeeklimaat door een aanlandige wind vanaf de Atlantische oceaan
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Welke klimaten heeft Spanje?
A
steppe, gematigd zee, hooggebergte, Middelandse zeeklimaat
B
steppe, woestijn, Middelandse zee, gematigd zeeklimaat
C
tropisch, steppe, hooggebergte, gematigd zeeklimaat

Slide 20 - Quiz

Door klimaatverandering is er in Spanje kans op
A
overstromingen
B
verwoestijning
C
erosie
D
sedimentatie

Slide 21 - Quiz

Wat is een verschil van ontstaan tussen een orkaan en een tornado?
A
Orkaan ontstaat door een botsing van warme en koude lucht
B
Orkaan ontstaat op land en een tornado op zee
C
orkaan ontstaat op zee, tornado op het land
D
Een tornado ontstaat bij een zeetemperatuur van 27 graden celsius

Slide 22 - Quiz

Hazardmanagement =
A
Het totaal aan maatregelen om het aantal slachtoffers en schade bij een ramp te beperken.
B
Wanneer mensen geen onderdak, voedsel en drinkwater hebben.
C
Maatregelen na een ramp om slachtoffers te helpen en het rampgebied te herstellen.
D
Tijdige maatregelen om de schade en slachtoffers bij een ramp te beperken.

Slide 23 - Quiz

Wat is risicoperceptie?
A
Een plan om een ramp te voorkomen
B
Een plan om de gevolgen van de ramp te beperken
C
De inschatting van mensen op een ramp, blijven of gaan
D
De evacuatie van mensen na een ramp

Slide 24 - Quiz