Herhaling T4 (Ordening van) Dieren

ORDENEN
Ordenen
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

ORDENEN
Ordenen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel 1
  • Je kent de verschillende domeinen 
  • Je kunt van elk domein de belangrijkste kenmerken noemen 

Slide 2 - Diapositive

Domeinen:
Bacterien (geen celkern)
Eukaryoten (wel celkern)

Slide 3 - Diapositive

Welke uitspraken zijn waar?

Lize zegt: Prokaryoten hebben een celkern
Marcel zegt: Bacteriën, dieren en schimmels zijn voorbeelden van eukaryoten
A
Lize
B
Marcel
C
Lize en Marcel
D
Beiden ongelijk

Slide 4 - Quiz

Lesdoel 2
  • Je kent de verschillende rijken binnen het domein van de Eukaryoten
  • Je kunt van elk rijk aangeven of ze een celkern, celwand en/of bladgroenkorrels hebben

Slide 5 - Diapositive

Rijken
Indeling op
  • Celkern
  • Celwand
  • Bladgroenkorrels

Slide 6 - Diapositive

Dieren
Planten
Schimmels
Bacterieën

Slide 7 - Diapositive

Welke afbeelding laat de cel van een bacterie zien?
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

a. Dier
c.Plant
b. Schimmel
d.Bacterie

Slide 9 - Question de remorquage

Welke cellen hebben bladgroenkorrels?
A
Dierlijke cellen
B
Dierlijke en plantaardige cellen
C
Plantaardige cellen
D
Schimmel cellen

Slide 10 - Quiz


Een cel van een schimmel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 11 - Quiz

Lesdoel 3
  • Je kent de verschillende stammen van het dierenrijk
  • Je kunt van deze stammen de juiste kenmerken benoemen

Slide 12 - Diapositive

De 7 stammen van het dierenrijk

Slide 13 - Diapositive

Lesdoel 4
  • Je kunt verschillende vormen van symmetrie herkennen en benoemen in een organisme
  • Je kunt verschillende vormen van het skelet herkennen en benoemen bij organismen 

Slide 14 - Diapositive

Symmetrie
Symmetrie

Slide 15 - Diapositive

Uitwendig skelet

(huisje, schelp, pantser)

inwendig skelet

(botten)

Slide 16 - Diapositive

Er zijn ook dieren die geen skelet hebben. Deze dieren leven meestal in het water.
Bijvoorbeelden van dieren zonder skelet zijn: de zee-anemoon, de kwal en de wormen. 

Slide 17 - Diapositive

Een spons heeft een uitwendig skelet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

neteldieren is een van de stammen en een kwal is een neteldier, klopt dit?
A
nee
B
ja

Slide 19 - Quiz

Een worm heeft
A
Geen skelet
B
Een inwendig skelet
C
Een uitwendig skelet

Slide 20 - Quiz

Wat voor skelet hebben stekelhuidigen?
A
Geen skelet
B
Uitwendig skelet
C
Inwendig skelet
D
Alle drie zijn mogelijk

Slide 21 - Quiz

Lesdoel 5
  • Je kent een aantal groepen binnen de stam van de geleedpotigen
  • Je kunt van elke groep aangeven hoeveel poten zij hebben (= kenmerk benoemen)

Slide 22 - Diapositive

 Geleedpotigen
-De meeste dieren op aarde zijn geleedpotigen.

Ze hebben een kop, borststuk en achterlijf

Slide 23 - Diapositive

Geleedpotigen
- Insecten
- Kreeftachtigen
- Spinachtigen
- Veelpotigen

Kenmerk: aantal poten

Slide 24 - Diapositive

Waar of niet waar?
Een organisme van de spinachtigen heeft 14 poten
A
Waar
B
Niet waar, dit is een insect
C
Niet waar, dit is een duizendpoot
D
Niet waar, dit is een kreeftachtige

Slide 25 - Quiz

Lesdoel 6
  • Je kent een aantal groepen binnen de stam van de gewervelden
  • Je kunt van elke groep aangeven hoe de huid bedekt is, of ze koudbloedig of warmbloedig zijn, hoe ze ademhalen en op welke manier ze voortplanten.

Slide 26 - Diapositive

eukaryoten
dieren
planten
schimmels
sponzen
neteldieren
weekdieren
stekelhuidigen
gewervelden
geleedpotigen
vissen
vogels
amfibieën
reptielen
zoogdieren

Slide 27 - Diapositive

Gewervelden verder verdelen
Dan letten we op:
- Ademhaling, (longen, kieuwen, huid, huid en longen)

- Bedekking van de huid, (slijm, schubben, schubben en slijm, haren, veren)

- Voortplanting, (eieren met verschillende schalen, levend geboren)

- Lichaamstemperatuur, (warmbloedig of koudbloedig)

Slide 28 - Diapositive

Waarmee is de huid van een reptiel bedekt?
A
Schubben met slijm
B
Slijm
C
Schubben
D
Haren

Slide 29 - Quiz

Gewervelden die levendbarend zijn krijgen nakomelingen via

A
Eieren met kalkschaal
B
Eieren met een leerachtige schaal
C
Eieren zonder schaal
D
Komen levend uit de moeder

Slide 30 - Quiz

Een dolfijn is levendbarend.
Wat zegt dat over zijn manier van ademhalen?

A
Een dolfijn haalt adem met kieuwen.
B
Een dolfijn haalt adem met longen.
C
Een dolfijn haalt adem met de huid.

Slide 31 - Quiz

koudbloedig betekent
A
Dat een vis alleen in koud water kan zwemmen.
B
hetzelfde als koelbloedig
C
dat een vis niet tegen warm water kan
D
dat een vis dezelfde temperatuur heeft als het water waar hij zwemt

Slide 32 - Quiz

Welk van deze organismen legt eieren zonder schaal?
A
Olifant
B
Krokodil
C
Kikker
D
Kip

Slide 33 - Quiz

Zelfstandig werken
Maken test jezelf h4

Slide 34 - Diapositive