Fictie 3.1 Talent klas 1f

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Fictie 3.1

- Herhalen theorie van 1.1 en 2.1

- Nieuwe stof: karakterontwikkeling van personages

Fictie is

1. Alles wat verzonnen is
2. Alles wat niet verzonnen is.

Fictie kan bestaat uit realistisch fictie en niet-realistisch fictie.

1. niet waar
2. waar
3. weet ik niet

Fictie lees je om iets te weten te komen
en non-fictie lees je voor je plezier.

1. niet waar
2. weet ik niet
3. waar

Een voorbeeld van fictie is:

1. strips
2. krant

Een voorbeeld van fictie is:

1. leesboeken
2. krant

Een voorbeeld van non-fictie is:

1. toneelstukken
2. kranten

Een bijpersoon speelt een minder belangrijke rol in een verhaal.
Bovenstaande uitspraak is

1. waar
2. niet waar
3. Ik heb geen idee

In een verhaal krijg je veel informatie van en over de hoofdpersoon.

1. Ik heb geen idee.
2. waar
3. niet waar

Personage

Een persoon in een verhaal.

Je leert zijn karakter kennen door wat hij denkt, voelt, zegt en doet.

6. Karaktereigenschap

Hoe iemand is.

Bijvoorbeeld: vrolijk, slordig, grappig, lui of rustig.

karakterontwikkeling

• Het karakter van een personage kan veranderen door wat hij/zij meemaakt.

--> karakterontwikkeling

* Vaak verandert alleen de hoofdpersoon in een verhaal.