Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplasma
Bloedplaatjes
Slide 2 - Question de remorquage
Rode bloedcellen
Bloedplasma
Bloedplaatjes
Witte bloedcellen
Slide 3 - Question de remorquage
natuurlijke immuniteit
kunstmatige immuniteit
witte bloedcellen maken antistoffen
witte bloedcellen sluiten bacteriën in
je krijgt een inenting met dode of verzwakte ziekteverwekkers
Slide 4 - Question de remorquage
Wat voor immuniteit is hier te zien? Leg uit..
Slide 5 - Question ouverte
Je nieren halen afvalstoffen uit het bloed. Welke?
A
Oude rode bloedcellen
B
koolstofdioxide
C
giftige stoffen
D
water
Slide 6 - Quiz
Met welk nummer wordt het proces van voedsel opnemen aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 7 - Quiz
Je hebt griep gehad en bent genezen. Hoe heet dit?
A
Kunstmatige immuniteit
B
Natuurlijke immuniteit
Slide 8 - Quiz
Bob drinkt acht glazen bier en is daardoor dronken. Van de alcohol die uit dat bier wordt opgenomen, verdwijnt 2% onveranderd uit Bobs lichaam. De rest wordt in zijn lichaam afgebroken. Dat duurt een paar uur. 35 Waar in Bobs lichaam wordt de alcohol vooral afgebroken?
A
In zijn darmkanaal
B
In zijn lever
C
In zijn nieren
D
In zijn hersenen
Slide 9 - Quiz
Gele koorts is een ziekte die wordt veroorzaakt door een virus. Dat virus wordt van besmette personen overgedragen door muggensoorten die voorkomen in Afrika en Zuid-Amerika.Ongeveer een week na infectie met het virus gaat het lichaam antistoffen tegen het virus maken. Een patiënt is na genezing levenslang immuun.Kaj werd in Afrika besmet. Lijn R in de grafiek van afbeelding 6 toont de vorming van antistoffen in zijn bloed. Een jaar later wordt Kaj weer besmet. Welke lijn toont de vorming van antistoffen na deze 2e infectie?
A
Lijn P
B
Lijn Q
C
Lijn S
Slide 10 - Quiz
Wat doet gal?
A
Vet druppels vergroten
B
Vet druppels verkleinen
C
Vet verwijderen
D
Vet maken.
Slide 11 - Quiz
Noa heeft bloedgroep AB en ze is resusnegatief en is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0, die resuspositief is. Hun tweede kind, met bloedgroep A heeft de verschijnselen van een resuskind. Welke van de antistoffen Anti-A, Anti-B en antiresus bevat het bloed van de moeder?
A
Anti resus
B
Anti A en B
C
Anti resus en Anti A
D
Anti resus en Anti B
Slide 12 - Quiz
Klopt de volgende bewering over de afbeelding:
Op het rechterplaatje is de zweetproductie in het lichaam het grootst.
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quiz
wat is de functie van het nierbekken?
A
Filteren van bloed
B
Filteren van urine
C
Verzamelen van urine
Slide 14 - Quiz
In welk deel van het lichaam slaat een mens reservestof vooral op?
A
kiemlaag
B
lederhuid
C
in het onderhuidse bindweefsel
D
opperhuid
Slide 15 - Quiz
Je ziet iemands huid op twee momenten. Piet doet de volgende uitspraak: De bloedvaten in de huid zijn het wijdst op de tekening rechts. Klopt Piet zijn uitspraak?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quiz
Noa is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0, die resuspositief is. Hun tweede kind, met bloedgroep A heeft de verschijnselen van een resuskind. Welke van de antistoffen Anti-A, Anti-B en antiresus bevat het bloed van het kind?
A
Anti resus
B
Anti resus en Anti B
C
Anti A
D
Anti B
Slide 17 - Quiz
Van wie kan iemand met bloedgroep AB bloed krijgen?
A
Van iemand met bloedgroep AB
B
Van iemand met bloedgroep A
C
Van iemand met bloedgroep 0
D
Van iedereen, elke bloedgroep kan.
Slide 18 - Quiz
Je bent gebeten door een slang. Je krijgt antigif. Hoe noemen we dit?
A
Kunstmatige passieve immuniteit
B
Kunstmatige actieve immuniteit.
C
Natuurlijke passieve immuniteit
D
Natuurlijke actieve immuniteit
Slide 19 - Quiz
Wat krijg je bij een inenting toegediend?
A
witte bloed cellen
B
stoffen die de ziekte bestrijden
C
een verzwakt of dode ziekteverwekker
D
extra vitamines
Slide 20 - Quiz
Noa heeft bloedgroep AB en ze is resusnegatief. Hoeveel van de verschillende typen bloedfactoren(antigenen) uit het AB0 systeem bevinden zich op haar rode bloedcellen?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 21 - Quiz
Welk orgaan is geen uitscheidingsorgaan
A
Longen
B
Nieren
C
Maag
D
Huid
Slide 22 - Quiz
Youri eet een bakje muesli met yoghurt en banaan. Wat gebeurt er met de hoeveelheid glycogeen in zijn lever?
A
hoeveelheid glycogeen neemt toe.
B
hoeveelheid glycogeen blijft gelijk
C
hoeveelheid glycogeen neemt af.
Slide 23 - Quiz
Van welke huidlaag is het voedsel van de huisstofmijt afkomstig?
A
lederhuid
B
kiemlaag
C
hoornlaag
Slide 24 - Quiz
Waardoor neemt het glycogeen gehalte in zijn lever toe?
A
Glucagon wordt omgezet in glycogeen in de lever.
B
Insuline helpt bij het maken van glucose in het bloed.
C
Glycogeen helpt bij het maken van insuline in de lever.
D
Glucose uit het bloed wordt door insuline omgezet in glycogeen.
Slide 25 - Quiz
Wat is de functie van onderdeel 6?
A
Voert urine af naar de urineblaas
B
Urine wordt hier tijdelijk opgeslagen
C
Voert urine af uit het lichaam
D
Al het bovenstaande
Slide 26 - Quiz
Algemene afweer
Specifieke afweer
Koorts
Maagsap
Slijmvliezen
Witte bloedcellen
Huid
Antistoffen
Slide 27 - Question de remorquage
Antistoffen
A
stoffen die witte bloedcellen maken om ziekteverwekkers onschadelijk te maken
B
stoffen die bloedplaatjes maken om ziekteverwekkers onschadelijk te maken
C
stoffen die rode bloedcellen maken om ziekteverwekkers onschadelijk te maken