Algemene herhaling SE-taalverzorging

Taalverzorging SE1
Lesdoel: aan het einde van de les ben je voorbereid op SE1 (onderdeel taalverzorging). 
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Taalverzorging SE1
Lesdoel: aan het einde van de les ben je voorbereid op SE1 (onderdeel taalverzorging). 

Slide 1 - Diapositive

Voorbereiden
Jullie gaan je nu eerst 15 minuten (in stilte) voorbereiden op de quiz die straks volgt.
Hoe? Bestudeer de hoofdstukken 1, 2 en 3 van Taalverzorging in  je lesboek (pag. 30, 32, 34, 60, 62, 90, 92, 94, 207 en 209)

Slide 2 - Diapositive

Een hoofdletter gebruik je NIET bij
A
Namen van dieren
B
Aardrijkskundige afleidingen
C
maanden
D
het begin van een zin

Slide 3 - Quiz

Kies de zin met juist gebruikte interpunctie
A
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!"
B
Mees riep: "Kijk uit voor die fietser!"
C
Mees riep: "kijk uit voor die fietser!
D
Mees riep, kijk uit voor die fietser!

Slide 4 - Quiz

De plaats van het " hangt af van de plaats van het citaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Zet in de volgende zin alle leestekens:
Wij halen een hond uit het asiel, zei ik

Slide 6 - Question ouverte

Welk van de volgende twee woorden geeft een beweging aan?
A
liggen
B
leggen

Slide 7 - Quiz

Is de volgende zin een samengestelde zin?
Boven de duinen cirkelt nu al een uur een helikopter
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Geef de persoonsvorm(en):
Op internet worden straks filmpjes getoond van een uitgebrande auto.

Slide 9 - Question ouverte

Hoeveel persoonsvormen heeft een samengestelde zin?

Slide 10 - Question ouverte

Als de laatste letter van stam in het kofschip staat krijgt de ik-vorm:
A
+te
B
+de
C
+dde
D
+dte

Slide 11 - Quiz

Het kofschip gebruik je in de …… tijd

Slide 12 - Question ouverte

Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat de handeling nog bezig is
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

De laatste letter van een onvoltooid deelwoord is
A
d
B
t
C
dt

Slide 14 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Na een lange wandeling moesten wij wel even (rusten)
A
ruste
B
rusten
C
rustte
D
rustten

Slide 15 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

(Ondervinden) je veel last van die blessure?
A
Ondervind
B
Ondervint
C
Ondervindt

Slide 16 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

De ontzettende saaie uitstapjes op de basisschool in Rotterdam (kosten) vroeger maar weinig geld.
A
koste
B
kosten
C
kostte
D
kostten

Slide 17 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:
Vorige week (beleven) het zieke jongetje de dag van zijn leven!
A
beleefte
B
beleefde
C
beleevte
D
beleevden

Slide 18 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Er is deze week weer veel (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 19 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:
Wij hebben al heel wat rare dingen met haar (beleven).
A
beleefd
B
beleeft
C
beleefdt

Slide 20 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Drie ongevallen hebben tot een verkeerschaos (geleiden).
A
geleit
B
geleidt
C
geleid

Slide 21 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

(Huilen) zocht het kind naar zijn moeder.
A
Huilen
B
Huilend
C
Huilent
D
Huilendt

Slide 22 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Het (stranden) schip (worden) morgen losgetrokken.
A
gestrande, word
B
gestrandde, word
C
gestrande, wordt
D
gestrandde, wordt

Slide 23 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

De douane haalde de mensen met de (vervalsen) paspoorten er meteen uit.
A
vervalsde
B
vervalsden
C
vervalste
D
vervalsten

Slide 24 - Quiz

Noem een woord dat een meervoud op -en en een meervoud op -s heeft

Slide 25 - Question ouverte

Gebeurt is...
A
pv tt
B
pv vt
C
vd
D
geen van drie

Slide 26 - Quiz

We verwijzen naar De-woorden met...

Slide 27 - Question ouverte

Goed of fout?
Dat is het meisje waarmee ik in de trein zat.
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quiz

Hij … de foto zonder hulp.
(vergroten, VT)

Slide 29 - Question ouverte

De ... foto hangt nu in het lokaal.
(vergroten)

Slide 30 - Question ouverte

Het surfpak heeft 17 sensoren, ........... de bewegingen van 23 gewrichten kunnen worden bekeken
A
waarmee
B
waarover
C
met wie
D
waarbij

Slide 31 - Quiz

Er zijn tien categorieen,.................literatuur, wiskunde, scheikunde en natuurkunde
A
waarover
B
aan wie
C
waarmee
D
waaronder

Slide 32 - Quiz

De onderzoeker ................. ik sprak, kwam uit Spanje
A
Waarmee
B
Waarover
C
Met wie
D
Over wie

Slide 33 - Quiz

De wetenschapper............. de prijs is toegekend, komt uit Nijmegen
A
Waar aan
B
Aan wie
C
Waar door
D
Over wie

Slide 34 - Quiz

Ik ga voor het SE een voldoende halen
A
ja
B
nee
C
misschien

Slide 35 - Quiz